59
28
reeks bouwvormen met de 2e gave B. en
24.
25.
levens-
26.
27.
kleine
en.
8. Maak eenige schoonheidsvormen met de 2e gave B. en
3e gave C.
9. Geef een
3e gave C.
10. Maak van de 5e gave eenige bouwvormen in reeks.
11. Begin Uw les met de 5e gave, met eenige leervormen,
groepeer ze daarna in een schoonheidsvorm, die aan
drie zijden gelijk is verschillend werk aan ’t eind
der les.
12. Maak eenige leervormen met de 5e gave, welke ge
later gebruikt voor de samenstelling van een bouw
vorm.
13. Maak eenige bouwvormen in reeks, met de 6e gave.
14. Begin Uw les met de 6e gave, met eenige leervormen,
welke ge daarna in een schoonheidsvorm samenvoegt.
Verschillend werk aan 't eind der les.
15. Maak met de 6e gave eenige leervormen, gebruik ze
daarna voor ’t samenstellen van een bouwvorm.
16. Maak met de 5e gave B twee mooie bouwvormen, die
door wijziging uit elkaar ontstaan.
17. Gebruik cie 5e gave B. voor eenige fraaie schoonheids
vormen. Verschillend werk aan ’t eind der les.
18. Maak een vouwsel uit den dubbelen driehoek, voor
gevorderde leerlingen.
19. Idem uit het dubbel vierkant.
20. Geef een les met twee vouwbladen, 2 verschillende
vouwsels als resultaat.
21. Gebruik de 2e en 4e soort mozaïek (gelijkb. reehth. en
gelijkzijdige driehoeken) voor eenige leervormen,
welke ge later in een schoonheidsvorm groepeert.
22. Gebruik drie soorten mozaïek naar keuze, om eenige
verbindingen der soorten aan te leeren; zorg voor een
mooien schoonheidsvorm aan ’t eind der les.
23. Gebruik drie soorten mozaïek naar keuze voor eenige
schoonheidsvormen. Aan ’t eind der les verschillend
werk.
Maak een mooi figuur van de heele- en halve ringen.
Wijzig het daarna door van binnen naar buiten te
werken.
Begin uw les met de heele- en halve ringen, met 2 ver
schillende figuren; gebruik daarna de onderdeelen van
het ééne, om het andere te verfraaien.
Gebruik vier soorten legstokjes voor eenige
vormen in reeks.
Gebruik de legstokjes (vier soorten), vooi*
levensvormen, die met elkaar een tafereel vorm
VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS.