i - VERSLAG van het X oodhypothekenfonds over 1917. In zijne vergadering van den 4 December 1916 (Bijlage no. 1448) besloot de Raad op voorstel van Burgemeester en Wethouders om. ter voorziening in den woningnood een crediet van f 500.000,aan hun College ter beschikking te stellen ter bevordering van den aanbouw van woningen van bepaalde typen, teneinde daaruit gelden onder hypothecair verband te verstrekken. De bedoeling was uit deze fondsen gelden te verstrekken in aansluiting met de door de Gemeentelijke Hypotheekbank op normale wijze en overeenkomstig hare bepalingen te verleenen (eerste) hypotheek. Uit genoemde fondsen zou dan 2e hypotheek kunnen worden gegeven in dier voege, dat het totaal bedrag der leeningen (le èn 2e hypotheek) niet meer dan 95 der bouwkosten bedroeg. Verder zou deze 2e hypotheek uitsluitend worden ver leend ten behoeve van den bouw van maandw’oningen en van heerenhuizen (respectievelijk boven- en benedenwo ningen) van f 250,tot f 600,huurwaarde, behoudens uit zonderingsgevallen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. In aansluiting op dit raadsbesluit deelden Burgemeester en Wethouders ter inlichting van gegadigden, doch zonder zich te binden, mede, dat het in de bedoeling lag om voor die leeningen, welke spoedig na de dagteekening van die niededeeling (15 December 1916) werden aangevraagd, den rentevoet voor de eerste hypotheek te bepalen op 4’/s en voor de tw'eede hypotheek op 5 terwijl verder de voor waarden voor de eerste hypotheek eveneens zouden gelden voor de tweede hypotheek. Tijdens de praktijk dezer eredietverschaffing deden zich gevallen voor, waarbij bleek, dat aanvragers een 2e hypotheek zouden kunnen krijgen van het Koninklijk Nationaal Steuncomité, terwijl zij dan echter nog niet over voldoende houwkapitaal beschikten en alsnog een derde hypotheek behoefden. Krachtens meergenoemd Raadsbe sluit waren Burgemeester en Wethouders evenwel niet ge rechtigd, 3e hypotheek te verleenen. Bij de omstandigheden waaronder het Steuncomité zijn hulp schonk, achtten Bur gemeester en Wethouders het van belang, dat de Gemeente zich bij dezen gang van zaken, welke niet in haar nadeel was, aanpaste. Overeenkomstig hun voorstel machtigde de Raad hun College vervolgens uit het „Noodhypotheken-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 682