3. 24 18 A VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. Toezicht over den duur der verpleging in zieken i n ri ch t i nge n. Dit toezicht is een uitvloeisel van de overeenkomst met de particuliere ziekeninrichtingen aangaande de verple ging van patiënten voor rekening der Gemeente gesloten. Het heeft nader ten doel om uit overleg tusschen zieken- huisgeneesheeren en gemeentelijke geneeskundigen bet tijdstip te bepalen, waarop de verpleegden zonder bezwaar de inrichting kunnen verlaten om in de eigen woning de verdere verzorging te ondergaan. Dit contact is noodig, aangezien dit tijdstip in den regel door huiselijke omstandigheden wordt beheerscht, waarom trent de zieKenhuisgeneesheeren geheel in het onzekere verkeeren, de geneeskundigen van den dienst daarentegen waardevolle inlichtingen kunnen verstrekken. Laatstgenoemden toch zijn bij het controlebezoek over de opname in de gelegenheid geweest de situatie van nabij te leeren kennen, terwijl bovendien tot hun competentie de beoordeeling te rekenen valt, welke zorgen buiten en behalve de medische behandeling door de Wijkvereenigin- gen aan huis kunnen wordeii besteed, resp. welke sociale maatregelen getroffen kunnen worden om de definitieve wijze door de behandelende geneeskundigen worden uitge voerd. Het aantal gevallen, dat aldus met voorkennis van het B. A. in onderzoek kwam bedroeg in het vorig jaar 2560 tegen 2718 in 1916. Hiervan werden 370 gevallen geweigerd als komende wezenlijk niet voor ziekenhuisverpleging in aanmerking tegen 382 in 1916. In 2190 gevallen tegen 2366 in 1916 werd dus tot opname geadviseerd of te zamen met die, welke spoedshalve vanuit den Centralen Post werden goedgekeurd, 3920 gevallen tegen 4168 in 1916, waarvan het advies overeenkomstig de aanvrage kon uitvallen. De opname was voor de gezamenlijke, hetzij direkt, dan wel door tusschenkomst van het B.A. gemelde gevallen, ge motiveerd: 629 maal op grond van het besmettelijk karakter der aandoening; 2134 maal op grond van de omstandigheid, dat een bij zondere behandeling of verpleging, c.q. observatie werd noodig geoordeeld, die slechts in een inrichting kan wor den gegeven en 1157 maal op grond van slechte woontoestanden. Ver- houdings-cijfers, die wel duidelijk de groote beteekenis van het vraagstuk van „woning en bewoning” doen uitkomen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1917 | | pagina 804