24
8
VERSLAG GEMEENTEMUSEUM.
langrijke aankoop, welke ik doen kon op de veiling van
een deel der nalatenschap van Anton Mauve, welke bij de.
firma K ley kamp onder den hamer kwam. Dank aan de
krachtige steun van de Ver. v. Moderne Kunst en van
enkele belangstellende stadgenooten, niet het minst ook
door de zéér tegemoetkomende houding van de erven
Mauve, kon het zeer interessante, vol distinctie geschil
derde zelfportret van den meester worden verworven. Het
verdient een eereplaats in onze portretgalerij van Haag-
sche meesters. De mij door die belangstellenden verleende
hulp stelde mij ook in staat om nog een tweetal teekeningen
en drie schetsboeken aan te koopen Een dier boeken bevat
schetsen gemaakt op een reisje langs den Rijn, een ander
verschillende voorstudies voor het groote schilderij dat het
museum van Mauve bezit: de op het strand getrokken bom
schuit. Deze aanwinst is zeker van buitengewone betee-
kenis en het past mij hier nog eens met groote erkentelijk
heid hen te gedenken, die haar door hun goedgeefschheid
hebben mogelijk gemaakt.
In de tweede plaats werd ten geschenke gegeven door het
Mahler Comité 1917, het door dit Comité aan mr. Henri
Viotta aangeboden van hem door H. J. Haverman geschil
derd portret Onze verzameling portretten verwierf daar
door een èn door de persoon van den afgebeelde en door
de persoon van den schilder zeer welkome en gewaardeerde
aanwinst.
Bovendien verwierven wij: „Hyacinthenveld” van A. L.
Koster, en „Huiswaartskeerende herder met schapen”, van
W. van der Nat, beide aangekocht en geschonken door de
Ver. voor Moderne Kunst.
Voorts eenige bruikleenen. Zeer belangrijk is daarbij het
schilderij van Jozef Israëls „de Wetschrijver”, afgestaan
door den heer H. van Schaardenburg, alhier. Hiermede is
een der meest beteekenende stukken uit Israëls lateren tijd
gekomen in het Museum, dat tot nu toe slechts het veel
vroegere „Naaistertje” bezat.
Naast de beide Breitners, die het vorige jaar werden
verworven kwam als bruikleen van den heer A. J. Roest
te Dordrecht nu een, vooral picturaal zeer belangrijk, schil
derij „Straattypen”, van dezen meester zich voegen. Ten
slotte stond de heer (1. Blaauw een tweetal groote stukken
van Theophile de Bock af, waardoor deze meester heel wat
beter vertegenwoordigd is dan door het stukje, dat wij
van hem reeds bezaten.
Dat tengevolge dezer aanwinsten verschikkingen van
tamelijk ingrijpenden aard moesten plaats hebben, spreekt
van zelf. Het kost hoofdbreken om plaats te vinden zelfs