9
VERSLAG GEMEENTEMUSEUM.
Q 1
voor kleine stukken. Het eenige middel is om steeds een
stuk van minde - qualiteit te verwijderen als er een van
betere qualiteit voor in de plaats kan komen. Maar dit is
voor een museum als het onze toch niet een gelukkige
methode. Er komt immers zoodoende een te groot gedeelte
van het bezit in depot. En het middel om dit bezwaar
eeuigszins te ondervangen: het gemakkelijk ter bezichti
ging stellen van het in depot gebrachte, is niet toe te
passen daai- voor een behoorlijk toegankelijk depot ons
de ruimte ten eenenmale ontbreekt.
Zie voor de lijst dezer aanwinsten Bijlage C.
Ook onze ceramiek-verzamelingen hadden een niet ge
ring te schatten vermeerdering en verrijking te boeken,
voornamelijk door een legaat en een belangrijk bruikleen.
Het legaat was dat van den heer B. Lukwel, alhier en
bestond uit eenige meubelen, eenig koperwerk en voorts
eene vrij uitgebreide verzameling Delftsch aardewerk en
Chineesch porcelein. Onder het Delftsch aardewerk muntte
een groote blauwe schotel uit; ook onder de andere voor
werpen zijn er die onze desbetreffende collecties aanvullen.
Belaugrijker is het bruikleen van de heeren F. Weekher-
lin de Marez Oyens en H. J. de Marez Oyens. Het bestaat
uit eenige bijzondere stukken Delftsch aardewerk, o.a.
een zeer fraaie vogelkooi eenige famille-rose Chineesche
borden en schalen, een Ludwigsburgsch porceleinen thee-
en koffie-servies, en eene groote verzameling Duitseh-por-
celeinen beeldjes en groepen, afkomstig uit de oude collec
tie-Weekherlin. Ons buitenlandsch achttiende-eeuwsch
porcelein verwierf daardoor een mooie aanwinst. (Bijlage D).
Onze collectie Haagseh porcelein werd niet uitgebreid.
Slechts kwamen door afbetaling van den derden termijn
aan de Ver. Rembrandt op de koopsom van de groote
koningsblauwe vaas en door voldoening van de laatste
helft van de koopsom der vijf vazen, deze belangrijkste
aanwinsten der laatste jaren ten volle in ons eigendom.
De afronding dezer collecties is m.i. wel verkregen en
het zullen al zeer bijzondere stukken moeten wezen, die er
nog aan zouden behoeven te worden toegevoegd.
Eene niet onbeteekenende aanwinst verwierf onze ver
zameling glaswerk door den aankoop van een, 1659 geda-
teerden, gegraveerden roemer aan den voet eeuigszins
geschonden van den monogrammist C. J. M., wiens
werk door hen, die zich met onze glasgraveurs hebben
bezig gehouden (Henriques de Castro en R. Schmidt bijv.),
niet ten onrechte, zeer wordt geroemd. Ik mocht erin
slagen aan te toonen, dat deze letters stonden voor den
Haagschen glasgraveur Christoffel Jansz. Meyer, wiens