3
VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. 24 B
de zalen van het Panorama Mesdag (Zeestraat 65c) van de
N, V., die er eigenaresse van is, worden gehuurd. Den 21en
October nam de Gemeenteraad niet blijkbaar algemeene in
stemming de voorstellen aan.
Welke gedachte nu heeft leiding gegeven aan deze plan
nen.’ Waarom heeft men hier een in ons land nog onge
wone en onbekende organisatievorm gekozen? Als ant
woord op deze vraag kunnen hier enkele gedeelten van de
toelichting, welke Burgemeester en Wethouders bij hun
voorstel aan den Gemeenteraad voegden, worden overge
nomen:
„Wie met aandacht de ontwikkeling van Den Haag in den
loop der eeuwen volgt, moet wel voor alle andere conclusies
deze trekken, dat onze stad altijd min of meer een weelde-
stad is geweest. Dat was zij reeds in de gouden eeuw van
Frederik Hendrik, toen al de rijke, welgebouwde kwartieren
ontstonden, die nu nog zulk een voornaam karakter geven
aan het oude centrum der stad; dat werd zij in nog hooger
mate in het tijdperk van Johan de Witt en vooral in de
dagen van den Koning-Stadhouder; dat bleef zij in de
smaakvolle achttiende eeuw, welke zoo duidelijk haar stem
pel gezet heeft op een groot deel der Haagsehe architectuur,,
en, trots alle verarming en achteruitgang, die de Fransche
tijd bracht, hernam zij haar vroeger karakter terstond we
der, toen de herstelling der onafhankelijkheid de stad op
nieuw tot zetel der regeering en tot vorstelijke residentie
maakte.
Krachtig dreef in die richting de kunstzinnige Koning
Willem II, aan wien het ideaal om Den Haag zoo schoon
mogelijk te maken, voor oogen zweefde bij tal van maat
regelen, die hij voorstond of uitvoeren kon. Doch de tijds
omstandigheden lieten niet toe om al die koninklijke voor
uitzichten tot werkelijkheid te doen worden; ondanks dat
echter bleef den Haag toch in ons land de plaats innemen
van eeue stad van weelde, kunst en smaak bij uitnemend
heid, en toen dan ook langzaam eerst, maar steeds sneller
en krachtiger daarna, de nieuwe periode van ontwikkeling
en welvaart van ons land begon, bloeide in Den Haag het
beste'en het grootste op, dat de negentiende eeuw aan de
Nederlandsche kunst geschonken heeft: de Haagsehe School,
met Bosboom en de Marisseu, met Mauve, Weissenbruch en
Israël s, om alleen de allerbesten te noemen.
Tegelijkertijd begon de groei der stad zelve: het Bosch,
de Boschjes, Scheveningen, zij oefenden hun aantrekkings
kracht op velen en op steeds meer uit: in een tempo, zoo
snel als wellicht geen enkele andere stad kan aanwijzen,
wies het inwonersaantal tot zijn vijfvoud. Natuurlijk groei-