9 Ook nu blijft natuurlijk het administratieve werk een deel van mijn tijd vorderen, omdat ik verantwoordelijk blijf, maar de concentratie maakt het mij mogelijk het geheel beter en gemakkelijker te overzien. In hoofdzaak echter is mijn taak daarin gelegen, dat ik uitvoering geef aan deze in de Toelichting van Burge meester en Wethouders te vinden zinsnede: „dat er steeds eene organisatie zal zijn, welke overal voeling houdende met het geestelijk leven en op de hoogte van bestaande en opkomende behoeften overwegen kan op welke wijze de Gemeente daaraan tegemoet komen kan of daarin leiding zou kunnen geven”. Deze taak is een bij uitstek sociale. Vooreerst moet gepoogd worden om de instellingen van Kunst en Weten schap nader te brengen en meer te doen waardeeren door het publiek en speciaal door de Haagsche burgerij; die in stellingen moeten leven en invloed hebben; van haar moet wat uitgaan. Kleine tentoonstellingen, lezingen, versprei ding van geschriften kunnen daarbij werkzame hulpmid delen zijn. Maar in de tweede plaats moet getracht worden te 'be reiken, dat de Gemeentelijke Dienst medewerkt en, voor- zoover noodig, leiding geeft aan het kunstleven en het wetenschappelijk leven in deze stad. Reeds sedert eenige jaren ben ik, met instemming van het College van Dage- lijkscb Bestuur, in deze richting werkzaam geweest, door, waar men op mijne medewerking prijs stelde, die niet te weigeren, ook al werd daardoor op een groot, zelfs een overgroot deel van mijn „vrijen” tijd beslag gelegd. Zoo neem ik deel aan het bestuur der vereeniging „Die Haghe” als redacteur harer uitgaven, ook aan dat der vereeniging „Kunst aan Allen” en der Afd. ’s-Gravenhage van de Zuid- Hollandsche Vereeniging voor Volkskunst en Kunstnijver heid. Ook van het bestuur der Vereeniging tot het stichten van een Museum voor Moderne Kunst maak ik deel uit en van de Commissie van Beheer van het Museum van Kunstnijverheid der Academie voor Beeldende Kun sten; in den loop van het jaar werd ik tevens Directeur van dat Museum; ook trad ik als voorzitter op van de Vereeniging Museum ten bate van het Onderwijs, hetgeen mij een zeer werkzaam aandeel gaf in de organisatie van de door die Vereeniging dit jaar in exploitatie genomen Gemeentelijke Schoolbioscoop. Als bestuurder van de Ver. het Ned. Economisch Histo risch Archief werkte ik mede tot de overbrenging dier in stelling naar een eigen gebouw, dat de Gemeente haar tijdelijk ten gebruike af stond. Oók maak ik deel uit van VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.24

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1109