BJjlage 26
’s-Gravenhage, 23 Juni 1919.
Leden.
VERSLAG van het Burgerlijk Armbestuur der
gemeente ’s-Gravenhage over het jaar 1918.
Ingevolge artikel 21 van het Reglement op het Burger
lijk Armbestuur te ’s-Gravenhage, goedgekeurd bij besluit
van Gedeputeerde Staten van 12 Januari 1914 no. 94 (Verz.
1914, no. 2), heeft dat Bestuur de eer den Gemeenteraad
het verslag zijner werkzaamheden over het afgeloopen jaar
1918 aan te bieden.
In dit jaar had in de samenstelling van het Bestuur geen
wijziging plaats en bestond dit uit de heeren:
A. C. A. van Vuuren, Wethouder, Voorzitter.
A. Hoogenraad,
W. A. T. de Meester,
L. Hoejenbos,
G. G. van As,
Ofschoon in het algemeen met waardeering kan worden
getuigd van de plichtsbetrachting van het personeel, en dit
voor zijn taak berekend kan worden beschouwd, had bij het
Bestuur meer en meer de overtuiging veld gewonnen, dat,
nu in de latere jaren nieuwe gedachten op het gebied van
armenzorg zich hebben baangebroken, en deze voor een
deel althans zijn neergelegd in de nieuwe Armenwet, de
werkwijze en de regeling der ondersteuning, die nog steeds
een politioneel karakter droegen, behoorden te worden
herzien.
De beschouwingen, door den Voorzitter in een Nota neer
gelegd, o. m. over: het onderzoek, het armbezoek, de ver-
deeling der armen over de armbezoekers, de ondersteuning,
de uitreiking der ondersteuning en in dit verband, de ver
betering der lokalen en de uitreiking door derden, vorm
den den grondslag van de besprekingen, welke tot resultaat
hadden: het besluit tot de reorganisatie van het Burgerlijk
Armbestuur.
Was voorheen het eerste onderzoek en de behandeling in
één hand, behoorden deze beiden tot de taak van den arm
bezoeker van het Burgerlijk Armbestuur, sinds 1 Juli 1918
wordt een proef genomen met het eerste onderzoek door
den Armenraad te doen instellen.