27
E
30
VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING.
Bijlage I.
Verzameling 1919.
s-Gravenhage, 11 Maart 1919.
No. 316.
Definitieve toetreding
tot de regeling vervat in het
Werkloosheidsbesluit 1917.
In zijne vergadering van 12 Februari 1917 besloot de
Gemeenteraad, in overeenstemming met het daartoe strek
kend voorstel van Burgemeester en Wethouders (Bijl. 1917,
no. 150), toe te treden tot de regeling vervat in het „Werk
loosheidsbesluit 1917”, echter niet onvoorwaardelijk, doch
voor niet langeren termijn dan noodig was, om de werking
van dit besluit gedurende een kalenderjaar te beoordeelen.
Het stellen van dezen termijn vond zijn motief in den
wensch, om gelegenheid te hebben, de noodige ervaring met
de nieuwe regeling der werkloosheidsverzekering op te doen.
Op grond van de verschillende bezwaren, in genoemd voor
stel ontwikkeld, stonden Burgemeester en Wethouders aan
vankelijk immers eenigszins sceptisch tegenover deze regeling
en was het niet zonder aarzelen, dat zij er toe overgingen,
den Raad voor te stellen, tot toetreding te besluiten.
Nu de bovengenoemde termijn verstreken is en de werking
van het nieuwe stelsel aan de hand van de practijk kan
worden nagegaan, stellen Burgemeester en Wethouders met
voldoening op den voorgrond, dat de moeilijkheden, waarvan
zij vreesden, dat zij zich in het verkeer met de vakvereeni-
gingen zouden voordoen als een gevolg van de ondergeschikte
plaats, die de regeling aan de gemeenten heeft toegekend,
ver beneden hunne verwachting zijn gebleven. De mede
werking, van de besturen der organisaties ondervonden, om
de werkloosheidsverzekering zoo goed mogelijk aan haar
doel te doen beantwoorden, was over ’t algemeen van dien
aard, dat, indien aan het -gemeentebestuur meer gezag
tegenover de kasbesturen ware toegekend, het daarvan geen
gebruik zou hebben behoeven te maken. Slechts met één
organisatie dreigde eenige malen een conflict, waarbij Burge
meester en Wethouders zich afvroegen, met welk middel
tegen eventueel blijkenden, doch gelukkig niet geopenbaarden,
onwil moest worden opgetreden. Het gemis van voldoende
machtsmiddelen deed zich hier inderdaad gevoelen; alleen
de Minister had in dit geval kunnen ingrijpen. Voordat
evenwel tot krachtiger middelen moest worden overgegaan,