F
N
3 I
1,1
1
Him
10 i
29
1 I
p 101
16
142 120
14
9
1
11
19
3
1 I
2
2
1
1
1
1
1
1
2
1
1
161 1150
16
10
43
380
Totaal.
1 I -
2
1
1
2
3
1
1
2
1
I
1 j -
I
326 Transport.
1Droogstoken van een tank van de centrale
verwarming.
11 Vlam in een pan met vet, was, teer,
mastiek of solution geslagen.
19, Verbranden van afval, papier, takken,
krullen enz.
F Heete asch of vuur in een vuilnisbak
geworpen.
Papier of turf op brandend gaseomfoor
gelegd.
Onvoorzichtig aanleggen van vuur in een
bokkinghang.
Onachtzaam neerleggen van papier in een
stookplaats.
Vallen van vonken in krullen.
Pot met houtskool op houtpn vloer geplaatst.
Plaatsen van eën brandend gaseomfoor in
een kist met houtskool.
Brandend houtskoolcomfoor te dicht bij
een bed geplaatst.
0 Omvallen van een kaars.
In brand geraken van een theemuts.
Overkoken van een pan met suiker.
Overkoken van een pot met ljjm.
Broeiing van een stapel heideplaggen.
Zoeken met brandende lucifers naar een
gaslek.
Het door oververhitting in brand geraken
van een film eener huisbioscoop.
VERSLAG DER BRANDWEER.
OORZAKEN.
41
1
Binnen- j
branden. I