301 I 5 VERSLAG BOUW- EN’ WONINGTOEZICHT. V. Onderzoek van gebouwen en woningen. VI. Zorg voor behoorlijk drink- en werkwater. Door den Gemeentelijken Keuringsdienst werden in 1918 wederom verschillende door het Bouw- en Woningtoezicht getrokken monsters onderzocht van voor drinkwater be stemd of gebezigd water. Verricht werden 6 keuringen. In twee gevallen werd het water afgekeurd; nadere controle (herkeuring) vond niet plaats. In één geval, waarbij afkeuring van het water volg de, gingen de perceelen, waartoe het waterontleeningsmid- del behoorde, in eigendom over aan de Gemeente. De pomp werd vervangen door een aansluiting aan de duinwater leiding. Eén voor drinkwater ongeschikt bevonden monster leidde tot een aanschrijving als bedoeld in art, 43 2 der Bouw en Woon ver ordening. Aan de aanschrijving werd geen gevolg gegeven; tegen de eigenaresse van de pomp (wel put) waaraan het watermonster werd ontleend, werd des wege proces-verbaal opgemaakt. Een uitspraak van den kantonrechter op dit proces-verbaal, is tot dusverre nog niet gevolgd; nader ingrijpen, zoo noodig met toepassing van art, 46 der Woningwet, werd in verband daarmede op- gesehort. De plaatselijke opnamen, ten behoeve van de enquete naar den toestand van de volkslogementen in deze gemeen te, kregen haar beslag; het aan de hand daarvan op te maken verslag, dat moet dienen als basis voor het beramen van maatregelen tegen de uit hygiënisch en veiligheids- oogpunt hoogst bedenkelijke verhoudingen in deze inrich tingen, is thans in voorbereiding. Met de administratieve werkzaamheden en onderzoekin gen in loco, in verband met te treffen regelingen voor het systematisch doen opruimen van beerputten en aan de hand daarvan verbetering van huisrioleeringen, werd voortgegaan.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1295