4
5
30 A
I
48
Fig. 1.
I
straat en op eveneens 16 M. uit de voorgevels van de tegen
overliggende bebouwing.
Rechts in de figuur is in doorsnede geteekend en door
maten aangegeven de normale verdeeling van een huis
in verdiepingen, correspondeerende met de bouwhoogte van
12 M. De raamhoogte is aangenomen op 2.40 M., terwijl de
onderraamdorpel in iedere verdieping ligt op 0.80 M. boven
den vloer, welke hoogte praktisch als gebruikelijke hoogte
van een tafel of werkvlak kan worden aangenomen.
Voor een punt P (zie fig. 1 begane-grond) geeft blijkbaar
de ruimteboek R (de bij dien hoek behoorende verticale,
door de raamkozijnstijlen gaande vlakken, kunnen in de
figuur niet worden aangegeven) de maat aan van het ge
deelte hemelgewelf, dat vanuit dat punt zichtbaar is.
Zooals uit de figuur gemakkelijk kan worden nagegaan,
wordt die hoek R steeds kleiner, al naar mate het punt P
naar rechts wordt verplaatst. Valt de lijn, gaande door
punt P naar de daklijn van de tegenoverliggende bebou
wing (zie het hoogste punt van het linkergedeelte van
figuur 1) samen met de lijn die uit punt P langs den boven
dorpel van het raam is getrokken, dan is hoek R nul. Op
die plaats heeft derhalve geen directe verlichting door
diffuse licht plaats. In de figuur is in iedere verdieping
door arceering aangegeven, welk vertrekgedeelte (in de
geteekende doorsnede) van het daglicht is uitgesloten. H/
-
'A
r-b, - -
- 12 M- - s
-<-
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.
a
I
<9
-I6M-X*