34
1
23
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.
Sleephellingen. Ook dit jaar deed zich de oorlogstoestand
voelen door bijna volkomen stilstand in den aanvoer van
materialen uit Duitschland voornamelijk scheepsbouwstaal.
De gebrekkige kolenaanvoer plaatste het bedrijf herhaal
delijk voor de moeilijkste problemen. Telkenmale moesten
ovens voor andere brandstoffen omgebouwd worden.
Nieuw afzetgebied voor de producten was niet te vinden;
de afzet naar de exportlanden was totaal lam gelegd.
Arbeidersmoeilijkheden van eenig belang deden zich niet
voor. Besprekingen met de werklieden-organisaties hadden
steeds een bevredigend resultaat voor beide partijen.
In November 1918 werd in dit bedrijf de 47-urige arbeids
week ingevoerd zonder geldelijk nadeel voor de werklieden.
De daarmede bereikte resultaten zijn niet onbevredigend.
Wel ondervond men eenige moeilijkheden door het feit, dat
niet alle machinefabrieken dezelfde arbeidsduur hebben
ingevoerd; in sommige behield men de 54-urige werkweek,
hetgeen bij eenzelfde uurloon een hooger weekloon bereik
baar maakt, wat voor geschoolde krachten aanleiding geeft
tot overgang naar die fabrieken.
Ten opzichte van maatregelen van buitenlandsche mo
gendheden, die belemmerend op het bedrijf werken, wijst
men nog op het volgende.
Voor den oorlog, en ook nog in de eerste oorlogsjaren
had men een ruim afzetgebied voor de fabrikaten ketting-
wielen en cranks. Gedurende de laatste jaren kon men
echter deze artikelen niet meer in Engeland invoeren, daar
hiervoor geen licence werd gegeven, hoewel men aldaar om
deze goederen verlegen was en groote orders hier geplaatst
waren. Hierbij zij aangestipt, dat genoemde artikelen ook
in Engeland zelf gefabriceerd en naar ons land geëxpor
teerd worden, zonder eenige beperking.
Tegen het einde van 1918 werd een aanvang gemaakt met
den bouw van een walswerk, hetgeen hier ter stede nog niet
bestond. Men hoopt deze inrichting tot het walsen van staal
nog voor het einde van dit jaar in bedrijf te kunnen nemen.
Machineindustrie. Over het algemeen is het jaar 1918
voor dit bedrijf vrij gunstig geweest, niettegenstaande men
met de smeltkroezenschaarschte geducht te kampen heeft
gehad. Gelukkig kon door een zeer zuinige behandeling der
nog resteerende exemplaren het bedrijf in gang gehouden
worden, totdat in November 1918 Duitschland wederom in
staat was smeltkroezen te leveren. Ook het scherpe rantsoen
op het gietcokesverbruik bemoeilijkte het bedrijf. Stagnatie
werd evenwel niet ondervonden.