45A
3
2
VERSLAG OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK.
Het aantal leden klom van 3219 tot 4332; hiervan dragen
3788 f 1.per jaar by; voor de verdeeling der hoogere
contributies verwyzen wij naar bylage A.
In het Bestuur hadden geen veranderingen plaats.
Het Bestuur:
L. Simons, Voorzitter.
Th. J. E. van Aken, Secretaresse.
FINANCIEEL VERSLAG.
De financieele toestand onzer Vereeniging is over het
algemeen aan het eind van 1918 niet onbevredigend; de
bijdragen 'van particulieren bereikten eindelijk de f 5000,—
en de post leesgelden overtrof ook ditmaal de raming; een
stijging die hand aan hand gaat met die van het aantal
lezers. Verder genoot de Leeszaal over 1918 voor de eerste
maal een subsidie van de Provincie tot een bedrag van
f 600,—. Maar vooral kunnen wij er met dankbaarheid op
wijzen, dat wij in het afgeloopen jaar de toezegging van de
Gemeente ontvingen, dat zij met ingang van 1919 het sub
sidie met f 9500,zou verhoogen, terwijl zij bovendien een
bedrag ineens toestand voor de verbeteringen in de lokaliteit,
vermeld in het verslag van den Bibliothecaris. Door de
nieuwe regling van de Rijkssubsidies aan Openbare Lees
zalen, konden wij van die zyde mede op verhoogde inkomsten
rekenen.
Het feit, dat ons nadeelig saldo ditmaal niet is verminderd,
maar integendeel met f 255,16 is toegenomen en dat er
bovendien niets is gereserveerd voor toekomstige salaris-
verhoogingen, geeft dus geen aanleiding tot ernstige be
zorgdheid. Ten eerste blijkt uit het Overzicht” by de
Rekening en Verantwoording, dat het nadeelig saldo per
1 Januari 1918 oorspronkelijk f 4373.57‘/2 bedroeg, maar
later tot f 3644,88 daalde, voornamelyk door de verrekening
der in 1917 gereserveerde f 685,61. Vergeleken met het
eerste bedrag zou dus het nadeelig saldo per 1 Januari 1919
met f 473,53'/s zijn verminderd. Bovendien zyn wij op de
subsidieverhooging vooruitgeloopen en hebben onder den
drang der tydsomstandigheden aan het meerendeel van ons
personeel in 1918 een vervroegde salarisverhooging toe
gekend, terwijl de toenemende werkzaamheden de aanstelling
van meer assistenten noodig maakten; het gevolg was
natuurlijk, dat ook de post voor pensioenen steeg. Zoo
doende werd de voor 1919 bestemde reserve reeds in het
afgeloopen jaar verbruikt.
Uit het kleine deficit blykt echter, hoe noodig een ver
meerdering van inkomsten was.