I 45A I 10 VERSLAG OPENBARE LEESZAAL EN BIBLIOTHEEK. meegedeeld. De boekerij is thans over vier verdiepingen verdeeld, zoodat het voor het bedienend personeel wen- scheljjk werd zich te kunnen vergewissen of een gevraagd boek al dan niet thuis was, alvorens men het op een ver dieping ging halen. Daartoe is met uiterst eenvoudige hulpmiddelen een „indicator” aangelegd, welke uit kartonnen schildjes bestaat, die aan ijzeren pennen geregen zijn. Op de uiteinden dier schildjes zyn de signaturen der boeken geschreven in rood en zwart. Al naar gelang de roode of de zwarte signatuur boven gedraaid staat, is het boek uit geleend of thuis. De oude „boekkaarten” behoefden in dit nieuwe systeem niet te worden gehandhaafd en in verband daarmede vervielen ook de oude „leesvergunningen” in den vorm der „coupon boekjes”. In plaats van deze laatsten is thans een „leeskaart” in gebruik genomen, die tevens „wenschlijst” is. Tegelijk met de voorbereiding van den „indicator” en al hetgeen daarmede verband hield, heeft een zorgvuldige revisie plaats gehad op de geheele boekerij. Daarbij bleek in den loop der jaren betrekkelijk zeer weinig verloren gegaan te zijn, ondanks de geweldige vlucht, welke de uitleening in de laatste jaren nam. Deze vlucht in de uitleening noopte eveneens tot omzien naar vereenvoudiging der uitleen-administratie. Het aantal aanschrijvingen wegens te late terugbezorging van geleende boeken rees in de laatste jaren schrikbarend: tot 80 en meer per dag. Op den tijd en werkkracht van het personeel werd door deze nalatigheid van de lezers langzamerhand te veel beslag gelegd. De eerste aanschrijving (na 14 dagen) werd derhalve opgeheven, al bleef de betaling van leesgeld in deze gevallen gehandhaafd. Eerst, wanneer het boek na 3 weken nog niet is teruggebracht, volgt thans de eerste aanschrijving. In de tweede plaats moest een maatregel getroffen worden om het publiek sneller te helpen. Uitbreiding van personeel was, bij gebrek aan middelen, uitgesloten, Doch het leek niet ongeoorloofd tot beperking over te gaan van de vrijheid in het leenen van belletristische werken. Was vroeger het gelijk tijdig leenen van een roman en een tooneelstuk geoorloofd: thans luidt het: een roman öf een tooneelstuk. Studieboeken blijven tot een ongenoemd aantal gelijktijdig uitleenbaar. De beperking, waarvan hierboven sprake was, heeft een absolute en relatieve teruggang bewerkt van het aantal uitleeningen in de tooneelliteratuur en daartegenover een overeenkomstige stijging in de romanliteratuur.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1592