I 1 I 169 Landweer. b. Landstorm. c. a. 113 personen, b. 18 c. 476 Oproeping in werkelijker) dienst van landstonnjaar- k lassen had in 1918 niet plaats. O Op 1 Augustus zijn in deze gemeente naar de Land weer overgegaan 469 inilitiepliehtigen, hehoorende tot de lichting 1911 en 449 inilitiepliehtigen, hehoorende tot de lichting 1912. De landweerplichtigen, voor wie de diensttijd of dienstplicht laatstelijk werd verlengd tot 31 December 1918, in hoofdzaak hehoorende tot de lichtingen 1907 tot en met 1913, zijn op genoemden datum wegens vol brachten diensttijd uit den dienst bij de landweer ont slagen en komen op 1 Januari 1919 tot den landstorm te behooren. 585 ingeschrevenen voor den landstorm vertrokken naar andere gemeenten, terwijl 476 zich alhier ves tigden. Voor den Landstorm werden ingeschreven: krachtens de Landstormwet (Wet van 28 April 1913, Stbl. no. 149) krachtens de Wet van 11 Juni 1915 (Stbl. no. 242), betreffende uitbreiding van den Landstorm en aanvulling van de Landstormwet krachtens de Wet van 31 Juli 1915 (Stbl. no. 345), tot nadere uitbreiding van den Landstorm Als gevolg van het tot standkomen van de Wet van 20 April 1918, (Stbl. no. 257) tot nadere uitbreiding van den landstorm door herkeuring van afgekeurden werden 4547 personen, geboren in een der jaren 1894 t/m 1898, ingeschreven voor het onderzoek omtrent de geschikt heid voor den krijgsdienst, als bedoeld in art. 1 van die wet. A 215 Landweerplichtigen vertrokken in 1918 naar an dere gemeenten, terwijl 449 zich alhier vestigden. I Ml

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 171