Bylage 52A Reorganisatie. Het jaar 1918 is in zooverre een merk waardig jaar voor dit museum, omdat het een reorganisatie zag tot stand komen, welke van beteekenis zal kunnen blijken te zijn voor de ontwikkeling van de verzameling. Deze reorganisatie was reeds geruimen tijd in voorbereiding, maar vooral tengevolge van de onzekerheid der tijdsom standigheden, was er niet veel voortgang mede gemaakt. Er was dan ook een bijzonder feit noodig om deze zaak in een ander stadium te brengen. De conservator, de heer J. D. Ros, was aan het einde van den schoolcursus verplicht zijne betrekking neer te leggen, daar hij deze met zyne nieuwe functie van hoofdleeraar aan de Academie niet kon vereenigen. Zoo werd eene voorziening in deze vacature noodig, en kwam tevens de aanleiding om in verband daarmede den ganschen opzet van het Museum-beheer te herzien. De Commissie van Beheer en de Directeur der Academie, die ambtshalve ook Directeur van het Museum was, waren over de resultaten van het beheer in zooverre niet voldaan, dat het commissoriale karakter daarvan ©enerzijds te weinig een systematische leiding mogelijk maakte, anderzijds de activiteit te zeer afhankelijk deed zijn van de min of meer toevallige en daardoor onzekere belangstelling der individueele leden. De van verschillende kanten, ook in ons land, geuite wenschen tot een herziening van het instituut der musea in het alge meen, het streven naar smijdiger aanpassing ervan aan de sociale behoeften, gaven aan de begeerte om ook in dit museum een nieuwe orienteering te zoeken, nog grooter kracht, terwijl de inmiddels bekend geworden plannen van het Haagsche Gemeentebestuur om zijnerzijds bij eene voor genomen reorganisatie op breeden basis van het Gemeentelijk Museumwezen, ook bijzondere aandacht te wijden aan een museum voor oude en moderne kunstnijverheid, de wen- VERSLAG van het Haagsch Museum van Kunstnijverheid over het jaar 1918.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1742