52A I 15 VERSLAG MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID. Leden. Het aantal leden bedroeg op 31 December 1918 35. zeer weinige voorwerpen, en dan nog vrijwel waardelooze, niet meer aanwezig zijn. Aangekocht werden: 1- Stoeltje, Lodewjjk XVI. 2. Stoel, waarschijnlijk kapstoel, Lodewijk XVI. Aanwinsten. Twee belangrijke aanwinsten dienen te worden vermeld. In de eerste piaats een kleine verzameling waaiers, meest uit de 18de eeuw, welke een overzicht geven van de ontwikkeling van de op dit gebied toegepaste kunst. Enkele zijn bijzonder fraai gesneden, andere hebben niet onver dienstelijk schilderwerk; curieus is een papieren waaier uit de dagen van het Directoire. Deze verzameling is afkomstig van Mr. C. W. Pape en geschonken aan het Museum door Mr. C. P. D. Pape. In de tweede plaats is het een groote ver zameling glaswerk, ten geschenke gegeven door de Glasfabriek Leerdam; het is vervaardigd gedeeltelijk naar modellen van K. P. C. Bazel en gedeeltelijk naar die van C. de Lorm. De vrywel complete collectie stelt in staat om het streven dezer sierkunstenaars op dit gebied geheel te beoordeelen. Tevens is het een begin van eene afdeeling moderne kunstnijverheid, welke voor het Museum zeker gewenscht is. Hier volge een opnoeming der aanwinsten. Bezoek aan en gebruik van de Museum-verzamelingen. Dezelfde invloeden, die in het vorige jaar zich ten opzichte van het bezoek deden gelden, werden ook in dit jaar gevoeld. In de wintermaanden, waarin niet kon worden gestookt, was het museum wederom zij het ook niet officieel toch practisch vrijwel gesloten. De belangstelling van het gewone publiek is gering. Het ligt in de bedoeling van onderge- teekende om in de daarvoor geschikte maanden van het volgende jaar, te trachten de belangstelling, vooral der stadgenooten, wat te verlevendigen, vooral door het organi- seeren van kleine tijdelijke tentoonstellingen In den loop van 1918 was door bijzondere omstandigheden daartoe nog geen gelegenheid. Beter was het, zooals ook verleden jaar reeds werd opgemerkt, met de studiebezoeken. Vooral hier vertoevende geïnterneerde militairen namen daaraan deel. Voor de lessen in de kunstgeschiedenis aan de Academie, bewezen de verzamelingen uitnemende diensten, terwijl ook herhaaldelijk voorwerpen uit het museum door de leerlingen der Academie werden opgemeten en in teekening gebracht.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1744