i 53 L 134 VERSLAG LAGER ONDERWIJS Of van die bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, is een vraag van opportuniteit, welke de Raad zelf zal hebben te beslissen. Daarbij mag betwijfeld woorden, of voor den Raad de overwegingen zullen gelden, welke Burgemeester en Wet houders in hunne missive aangeven. Immers bij de totstandkoming van de thans vigeerende Verordening, N°. 15 van 1907, heeft de Raad geoordeeld, aan de Plaatselijke Schoolcommissie te moeten geven het recht, aanbevelingen te doen voor de vervulling van vacaturen in de Commissie (art. 2). Waarom zou de Raad nu een ander stelsel omtrent de samenstelling der Commissie kiezen? Mag uit het feit, dat de aanbevelingen der Commissie als regel gevolgd worden, niet worden besloten, dat de Raad „in den regel” een bevredigende keuze heeft? Toont ook niet de enkele maal, waarin de Raad een benoeming deed buiten de aan beveling om, aan, dat de Raad het middel kent om, wanneer het stelsel van aanbevelingen tot z.i. verkeerde voordracht voert, de noodig geoordeelde correctie aan te brengen? Aldus weet de Raad in tegenstelling tot wat Burge meester en Wethouders meenen als het noodig is, iets anders te doen dan de aanbeveling volgen en waakt hij er voor, dat de „blijkbare bedoeling” der Verordening tot haar recht komt. Bij Burgemeester en Wethouders weegt zwaar de wensch, om tegenover den Raad „verantwoordelijkheid” te kunnen dragen, inzake de aanbevelingen voor het lidmaatschap onzer Commissie. Wellicht is de Raad van oordeel, $at aan dien wensch van een College, dat reeds in zooveel opzichten verant woordelijkheid draagt, geen gevolg moet worden gegeven. Daarbij zou de Raad kunnen uitgaan van de overweging, dat de aanbeveling, door de Commissie zelf gedaan, min stens evenveel waarborgen biedt, dat een goed commissie lid worde gekozen, als de eventueele aanbeveling van Burgemeester en Wethouders, die minder voortdurend zich van de taak der Commissie rekenschap behoeven te geven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1877