53 I 136 VERSLAG LAGER ONDERWIJS den Baad en Wethouders een punt van overwegend onderwijs, beschikking over veel tijd, aan de taak van commissielid te offeren. Onze Commissie zou niet gaarne zien, dat haar ten laste kon worden gelegd, dat zij aan het voorschrift omtrent benoeming van ouders van schoolgaande kinderen niet de noodige aandacht schonk of dat in de Commissie een geest van coterie heerschte. Waar zij beide eventueele gronden voor een wijziging in het stelsel van benoeming niet aan wezig weet, daar raadt zij eene wijziging, als Burgemeester en Wethouders in overweging hebben, af. Dit te meer, waar de eenmaal door den Raad gekozen methode het best strookt met het wezen der Plaatselijke Commissie, hetgeen toch immers voor den Raad en voor Burgemeester en belang zal zijn. Dat wezen der Schoolcommissie eischt een groote mate van zelfstandigheid. Zeker, zij heeft voor een deel de taak, om Burgemeester en Wethouders in hun toezicht op het onderwijs bij te staan, in plaats van Burgemeester en Wet houders schoolbezoek te verrichten en op de naleving van wetten en verordeningen toe te zien („zorgen, dat de ver ordeningen op het lager onderwijs stipt nageleefd worden”, art. 97 der Wet tot regeling v/h L. O.). Anderzijds echter heeft zij een taak, welke niet ondergeschikt aan het College van Burgemeester en Wethouders of zelfs aan den Raad kan worden gedacht. Die taak toch werd bij het tot stand komen der Wet op het L. O. van 1878 door de „meeste leden” in het Voorloopig Verslag aldus omschreven: „Waar Burgemeester en Wethouders of zelfs de meerderheid van den gemeenteraad de belangen van het onderwijs al te zeer ondergeschikt willen maken aan de zorg, dat de geldmidde len der gemeente gespaard blijven, levert de invloed eener plaatselijke schoolcommissie ’een heilzaam tegenwigt voor zulk een neiging op”. Naast dit voorbeeld omtrent de werk zaamheid der Schoolcomissie worde vermeld, dat bij de beraadslagingen kwam vast staan, dat de Plaatselijke Schoolcommissie o.a. bevoegd is, „voorstellen tot verbete ring” van het onderwijs te doen. Wanneer nu een methode

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 1879