59
25
VERSLAG BEW AARSCHOOLA KTE-EXAMENS.
VERTELLEN.
Den candidaten werd gedurende 15 minuten een vertel
ling ter lezing gegeven, die naar vorm en inhoud geschikt
was voor de luisterende klasse. De vertellingen werden
gekozen uit de bundels:
Ons thuis.
Moeder vertelt, door E. Kempers v. d. Koogh.
Rudi, door Marie Leopold.
Mina en Piet, door Mevr, de Hen-Tibboel.
Wat de kinderooren kan bekoren, door S. Abramsz.
De witte Wereld, door Dietz en Leopold.
Elk der candidaten kreeg de vrijheid alle door haar
wenschelijk geachte wijzigingen in de vertelling aan te
brengen. Slechts bij zeer enkele bleken deze veranderingen
ook werkelijk verbeteringen te zijn. Enkele malen gaven
de candidaten blijk, de stof gebrekkig te hebben verwerkt
of zeer oppervlakkig te hebben gelezen. Zij hadden zich in
’t geheel niet in de vertelling^ ingedacht. Zij wisten dan
haar tijd niet te vullen, verwaarloosden de détails en sponnen
dan, aan ’t einde van het verhaal gekomen, de moraal nog
eens heellang uit. Dat opzettelijk onderstreepen der moraal,
nadat de eigenlijke vertelling is afgeloopen, is een fout,
waaraan velen zich nog schuldig maken.
De verteltoon was over het algemeen natuurlijk en de
uitspraak beschaafd, Fouten als: ik zal me iets verzinnen,
gebreëen voor gebreid, ik ziet e.d. komen nog te veel voor.
-Fijn” en „echt” bleken zeer geliefkoosde stopwoorden. De
Te vermelden valt, dat zoowel de houding voor de klasse
als de leertoon over ’t algemeen goed waren.
De keuze der leerstof gaf meestal aan, dat de candidaten
de speelmiddelen in alle richtingen beoefend hadden en
een geschikte keus wisten te doen.
Slechts enkelen faalden in dit opzicht.
Verreweg de meeste candidaten toonden door de leiding
der lessen een juist begrip van de zelfwerkzaamheid te
hebben, al gelukte het nog niet aan allen, het beoogde
resultaat op de goede manier te bereiken. De voorname
factor daarvoor: juist vragen, werd in dergelijke gevallen
vaak gemist.
Bij enkelen werd nog opgemerkt het hinderlijk remmen
der energie, door ’t verbieden bij spontane opmerkingen
en zich uitenden drang tot voortwerken, wat waarschijnlijk
als wanorde beschouwd en dientengevolge geweerd werd.
De orde in de klasse was over ’t algemeen goed.