16
3
VERSLAG DER VISSCHERSHA VEN.
De diepte der havens leverden dit jaar vele moeilijkheden
op. Het verdwijnen van de in November 1917 aangespoelde
mijn, was oorzaak dat de aannemer van het baggerwerk
De resultaten der trawlvisscherij om de „Noord” (die
nabij de lichtschepen) beantwoordde wel aan de verwach
tingen en leverde mooie resultaten op. De gevaren aan de
visscherij daar ter plaatse verbonden, waren echter zoo
groot door de vele mijnen die er werden aangetroffen en
waardoor dan ook vermoedelijk zooveel vaartuigen nim
mer van de visscherij zijn teruggekeerd, dat men verplicht
was het bedrijf aldaar te staken en meer nabij de kust
bleef vissollen.
In tegenstelling met andere jaren werd ook daar en voor
al in het voorjaar zeer veel visch gevangen en kwamen de
vaartuigen na korte reizen met groote vangsten in de
haven.
Waar de prijzen voor de versche visch, die zoogenaamd
„vrij” was (d.w.z. die niet door de Regeering tegen een
vasten prijs werd overgenomen, om gedistribueerd te wor
den) zeer hoog waren en boven matig stegen toen vleesch
zoo goed als niet meer te verkrijgen was, daar spreekt het
wel van zelf, dat buitengewoon hooge besommingen ge
maakt werden.
Wel waren de exploitatiekosten enorm, doch het feit dat
steeds meer loggers aan de trawlvisscherij deelnamen, be
wijst wel dat het eindresultaat, uit een financieel oogpunt
beschouwd, goed was.
In verband met de zeer hooge exploitatiekosten waren de
voorwaarden, waarop voor de trawlvisscherij gemonsterd
werd, eenigzins gewijzigd. De reeder ontving thans 55 pCt.,
de bemanning 45 pCt. van de besomming, terwijl eerst de
kosten van voeding daar ook van werden afgetrokken, wat
vroeger niet geschiedde. Ook dit nieuwe contract maakte
de uitkomsten voor den reeder gunstiger.
Moge dus met dankbaarheid geconstateerd worden, dat de
financieele resultaten van de trawlvisscherij zoowel voor
reeder als opvarenden, zeer gunstig zijn geweest en de
trawlvisscherij veel tot de voedselvoorziening heeft bijge
dragen, toch zal ook 1918 voor Scheveningen blijven een
rampspoedig jaar, door de talrijke offers aan menschenle-
vens, die daarbij gebracht zijn.
Niet minder dan 13 Scheveningsche loggers keerden nim
mer meer van de visscherij terug en gingen met man en
muis verloren terwijl 3 vaartuigen door het stooten op
mijnen verongelukten, doch waarvan in het geheel ten min
ste nog 7 opvarenden gered konden worden.