16 3 VERSLAG DER VISSCHERSHA VEN. De diepte der havens leverden dit jaar vele moeilijkheden op. Het verdwijnen van de in November 1917 aangespoelde mijn, was oorzaak dat de aannemer van het baggerwerk De resultaten der trawlvisscherij om de „Noord” (die nabij de lichtschepen) beantwoordde wel aan de verwach tingen en leverde mooie resultaten op. De gevaren aan de visscherij daar ter plaatse verbonden, waren echter zoo groot door de vele mijnen die er werden aangetroffen en waardoor dan ook vermoedelijk zooveel vaartuigen nim mer van de visscherij zijn teruggekeerd, dat men verplicht was het bedrijf aldaar te staken en meer nabij de kust bleef vissollen. In tegenstelling met andere jaren werd ook daar en voor al in het voorjaar zeer veel visch gevangen en kwamen de vaartuigen na korte reizen met groote vangsten in de haven. Waar de prijzen voor de versche visch, die zoogenaamd „vrij” was (d.w.z. die niet door de Regeering tegen een vasten prijs werd overgenomen, om gedistribueerd te wor den) zeer hoog waren en boven matig stegen toen vleesch zoo goed als niet meer te verkrijgen was, daar spreekt het wel van zelf, dat buitengewoon hooge besommingen ge maakt werden. Wel waren de exploitatiekosten enorm, doch het feit dat steeds meer loggers aan de trawlvisscherij deelnamen, be wijst wel dat het eindresultaat, uit een financieel oogpunt beschouwd, goed was. In verband met de zeer hooge exploitatiekosten waren de voorwaarden, waarop voor de trawlvisscherij gemonsterd werd, eenigzins gewijzigd. De reeder ontving thans 55 pCt., de bemanning 45 pCt. van de besomming, terwijl eerst de kosten van voeding daar ook van werden afgetrokken, wat vroeger niet geschiedde. Ook dit nieuwe contract maakte de uitkomsten voor den reeder gunstiger. Moge dus met dankbaarheid geconstateerd worden, dat de financieele resultaten van de trawlvisscherij zoowel voor reeder als opvarenden, zeer gunstig zijn geweest en de trawlvisscherij veel tot de voedselvoorziening heeft bijge dragen, toch zal ook 1918 voor Scheveningen blijven een rampspoedig jaar, door de talrijke offers aan menschenle- vens, die daarbij gebracht zijn. Niet minder dan 13 Scheveningsche loggers keerden nim mer meer van de visscherij terug en gingen met man en muis verloren terwijl 3 vaartuigen door het stooten op mijnen verongelukten, doch waarvan in het geheel ten min ste nog 7 opvarenden gered konden worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 559