I 20 - 34 VERSLAG KEURINGSDIENST VAN EET- EN DRINKWAREN. 10. Gemeentelijke Gasfabrieken. Ingezonden werden ter onderzoek: voor 17 monsters ammoniakwater 1 monster water. Voorts werd ingevolge uw opdracht het lichtgas uit de leiding eenmaal per week onderzocht. Van de resultaten dier onderzoekingen is iederen maand aan uw College, als mede aan den Directeur der gasfabrieken mededeeling gedaan. Een overzicht van de uitkomsten der verrichte analyses is in een tabel overzichtelijk saamgevat. Ter toelichting diene, dat de calorische waarde aangeeft het aantal K.G. water, dat bij verbranding van één Liter gas, één graad Celsius in temperatuur stijgt. Men spreekt van beneden en bovenwaarde. Bij de bovenwaarde wordt tevens de warmte, welke vrijkomt door de condensatie van de waterdamp en gevormd wordt door de verbranding van de in het lichtgas aanwezige waterstof, in rekening gebracht, terwijl deze hoeveelheid warmte bij de benedenwaarde bui ten beschouwing wordt gelaten. Algemeen gebruikelijk is het, het warmtegevend vermo gen van lichtgas op te geven als bovenwaarde, hoewel het juister zou zijn de benedenwaarde te vermelden, omdat bij de verbranding van lichtgas in gaskachels, gloeikousjes e.d. geen condensatie van waterdamp plaats heeft. Op te merken valt dat het calorische effect de belang rijkste maatstaf ter beoordeeling van de waarde van lichtgas is. In de tabel zijn de calorische waardeii omgerekend een barometerstand van 760 m.M. en een temperatuur van 15° C. Uit de waarnemingen blijkt, dat van de maand Mei af, de verbrandingswarmte wederom belangrijk is achteruit gegaan en wel met ruim 20 zoodat zij sedert dien maand ongeveer 60 van de normale waarde bedraagt. Het zwavelgehalte was vrij constant, het ammoniak- gehalte regelmatig laag.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1918 | | pagina 968