27
16
Voor zes van de genoemde 52 inrichtingen werd termijns-
verlenging gevraagd, waarvan één door adressant werd
ingetrokken en vijf werden verleend.
Bij Kon. besluit is een vergunning, verleend door Bur
gemeester en Wethouders, waartegen in 1918 beroep was
aangeteekend door een nevenbewoner van de inrichting,
gehandhaafd.
Beroep bij de Koningin (art. 15) werd in één geval in
gesteld, zooals uit tabel II moge blijken.
Ontheffing van een voorwaarde (art. 12) werd verzocht
en weder ingetrokken door den aanvrager.
Behalve de reeds hierboven genoemde 3 inrichtingen is,
wegens het niet in acht nemen van den termijn, genoemd
in art. 13. één inrichting vervallen.
Door het niet voldoen aan de gestelde voorwaarde had,
behalve het reeds hiervorengenoemde geval, intrekking
van vergunning, krachtens art. 20, nog tweemaal plaats.
Art. 21 behoefde niet toegepast te worden.
Toepassing van art. 4 vond niet plaats.
XIII. Herziening van de bouw- en woonverordening, voor
lichting, enz.
Het voorstel tot herziening van de Bouw- en Woonver-
ordening werd, met enkele wijzigingen van ondergeschik
ten aard, door den Raad aangenomen. De goedkeuring van
In de voorwaarden welke plegen verbonden te worden
aan eene vergunning voor eene bakkerij werd de nieuwe
bepaling opgenomen, dat de bakkerij telkens als het Col
lege van Burgemeester en Wethouders noodig oordeelt, op
door dat College vast te stellen wijze, reiniging van de
bakkerij van ongedierte moet plaats hebben. Deze bepaling
werd noodig geacht om de bezwaren op te heffen, die in,
aan bakkerijen belendende panden worden ondervonden
van krieken. De bepaling heeft goed gewerkt. Veelal wordt
de voorgeschreven reiniging aan den Gemeentelijken Rei-
nigings- en Ontsmettingsdienst opgedragen, die op af
doende wijze voor opheffing van het euvel zorgt.
VERSLAG BOUW- EN WONINGTOEZICHT.