31
4
DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
VERSLAG
het overige personeel te roemen. Vooral de werkzaamheden
bij de verandering van het Museum aan den Vijverberg
gaven veel extra drukten en dikwijls verre van aangename
werkjes, die steeds met opgewektheid werden verricht.
II. Algenieene Dienst.
Aangezien de hierna te vermelden werkzaamheden voor
de reorganisatie van het Gemeente Museum op den tijd van
ondergeteekende voor een zeer groot deel beslag legden,
bleef er voor den meer socialen arbeid betrekkelijk niet
zooveel gelegenheid. Het is te verwachten, dat dat in de
toekomst anders wezen zal.
a. Museumbouw.
Niet alléén echter was het deze reorganisatie, welke mijn
aandacht vroeg. In de eerste plaats was dit de samenwer
king met Dr. H. P. Berlage aan wien naar aanleiding van
het besluit van den Gemeenteraad van 30 Juni opdracht
gegeven was door B. en W. om plannen te ontwerpen voor
den bouw van een complex van museumgebouwen op het
door den Gemeenteraad daarvoor aangewezen terrein ge
legen tusse.hen Stadhouderslaan, Cornells de Wittlaan, Jo
han de Wittlaan en Adriaan Goekooplaan. Reeds weinige
dagen na deze aanwijzing had de eerste prineipieele be
spreking plaats ten einde in het algemeen voor de wijze
van samenwerking en overleg de regelen op te stellen,
opdat deze zoo vlot en vruchtdragend mogelijk zou ver-
loopen. In hoofdzaak was de grondslag der samenwerking
deze, dat door mij zouden worden geformuleerd de ver
schillende eischen waaraan de gebouwen uit museale ge
zichtspunten zouden moeten voldoen, terwijl de geheel0
architectonische oplossing van het gevraagde vanzelf
sprekend aan den bouwmeester zou blijven overgelaten. Nu
B. en W. eenmaal door een onzer eerste bouwmeesters den
bouw willen doen voorbereiden, moet deze de verantwoor
delijkheid van het tot stand te komen bouwwerk ten volle
op zich nemen: tijdgenoot en nakomeling ziet hém in alles
wat het architectonische betreft en ziet de museum-directie
in alles wat de praetische en deugdelijke inrichting aan
gaat. Dit bepaalt beider taak.
Op die basis is verder in geregelde samenkomsten voort
gewerkt, waarbij ik met groote erkentelijkheid het enthou
siasme van Dr. Berlage gedenk, die zich geheel en al
gaf aan het werk, dat bezieling kreeg onder zijne handen.
Binnen de grenzen van het verslagjaar werden dan ook
reeds belangrijke resultaten verkregen, welke echter nog
niet een zóó definitieven vorm hadden aangenomen, dat
zij hier mogen worden vermeld.