31
5
VERSLAG DIENST VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
b. Monumentenzorg.
Kort na zijne aanstelling heb ik Mr. H. C. Gallois belast
met het opmaken van een lijst der onroerende en roerende
bezittingen der gemeente, welke historische of kunst
waarde hebben, aangezien deze voortaan onder toezicht
staan van onzen Dienst. Voor de onroerende goederen is
de lijst gereed, voor de roerende nog niet geheel. Inmiddels
is door B. en W. een schrijven gericht aan de Directeuren
der verschillende gemeen telijke Bedrijven, Diensten en
Instellingen, waarbij zij in afwachting van de nadere speci
ficatie reeds opmerkzaam gemaakt worden op het nieuw
ingevoerde toezicht.
Ernstige beschadiging werd, waarschijnlijk door aan
rijding berokkend aan den zuidelijken hekpijler van de
zoogenaamde Huygenspoort aan het begin van den Scheve-
ningschen weg. Het hek werd ontzet en daar het in het
metselwerk verankerd was, werd dit over een stuk van
ruim 1 Meter uit de voegen gerukt met het gevolg
dat één der gebeeldhouwde masearons geheel werd ver
nield, een ander ernstig geschonden. Op ons advies werd
de hekpijler nieuw gesteld en werden twee nieuwe maskers
zorgvuldig naar het voorbeeld der bewaarde geblevene
gebeeldhouwd en aangebracht.
Nu de gemeentelijke kunstbezittingen ook buiten de mu
sea onder deskundig toezicht blijven, behoefde het vroeger
door mij gehandhaafde bezwaar tegen het brengen van der
gelijke bezittingen in andere gemeentegebouwen niet meer
in die mate te gelden. In verband daarmede stelde ik voor
om een drietal regentenstukken, die in het Gemeente-
Museum groote moeilijkheden met hun plaatsing oplever-
den, in het Raadhuis te hangen. In overeenstemming met
de Commissie van Advies ging het College van B. en W.
hiermede accoord. Zoo kwam in de tegenwoordige trouw
zaal vroeger vertrek van Schepenen het groote stuk
van Johan de Baen (1681), dat voor die kamer vervaardigd
is, weder te hangen; een stuk van Jan van Ravesteyn: de
Magistraat beraadslagend over den bouw van de Schutters
doelen (1635) kwam in de anti-ehambre van den Burge
meester, terwijl het groote regentenstuk van C. Spinny
(1780), dat niet op de vroeger erdoor ingenomen plaats kon
worden gehangen, in de Leeskamer der Raadsleden Werd
geplaatst, waar het weliswaar één wand bijna geheel vult,
maar waar het toch aan deze kamer een cachet verleent, dat
deze vroeger miste.