35 26 VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. 3. Toezicht over den duur der verpleging in ziekeninrichtingen. Dit toezicht is een uitvloeisel van de overeenkomsten met de particuliere ziekeninrichtingen aangaande de verpleging van patiënten voor rekening der Gemeente gesloten. Het heeft nader ten doel om uit overleg tusschen zieken hui sgeneesheer en en gemeentelijke geneeskundigen het tijdstip te bepalen, waarop de verpleegden zonder bezwaar de in richting kunnen verlaten om in de eigen woning de verdere verzorging te ondergaan. Dit contact is noodig, aangezien dit tijdstip in den regel door huiselijke omstandigheden wordt beheerscht, waar omtrent de ziekenhuisgeneesheeren geheel in het onzekere verkeeren, de geneeskundigen van den dienst daarentegen waarde volle inlichtingen kunnen verstrekken. Laastgenoemden toch zijn bij het controlebezoek voor de opname in de gelegenheid geweest de situatie van nabij te leeren kennen, terwijl bovendien tot hun competentie de beoordeeling te rekenen valt, welke zorgen buiten en be halve de medische behandeling door de Wijkvereeniging aan huis kunnen worden besteed, resp. welke sociale maat regelen getroffen kunnen worden om de definitieve genezing en de blijvende validiteit van den lijder zooveel mogelyk te bevorderen. Is hiermede reeds een gelukkige samenwerking in het belang eener doeltreffende medische verzorging onder ont wikkeling der huiselijke ziekenverpleging gewaarborgd, zoo leidt dit toezicht nog vanzelf en ongedwongen tot een stelselmatig contact der op den buitendienst aangewezen geneeskundigen met den arbeid der ziekenhuizen, waardoor de gezichtskring verruimd, de wetenschappelijke kennis naar de praktijk der specialistische verrichtingen vergroot en de eigen taak naar evenredigheid verbreed wordt. Geen wonder dan ook, dat de maatregel met ingenomen heid is begroet, waarbij van de zijde der directies alle mede werking mocht worden ondervonden. De uitvoering van het toezicht geschiedt naar de volgende regels. Op het formulier voor de opname wordt een eerste termijn aangegeven, gedurende welken de lijder voor reke ning der Gemeente kan niet mbet, maar „kan” worden verpleegd, een termijn, afhankelijk van den aard der aan doening en de bedoeling der opname, die in meerdere ge vallen slechts observatiestelling beoogt en waarvan het minimum éèn, het maximum zes weken bedraagt.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1192