18
In 9 gevallen vervielen de werklieden in herhaling binnen
den gestelden termijn. In 83 gevallen van telaatkomen voor
de eerste maal werd volstaan met het geven eener monde
linge berisping.
Beroep op het scheidsgerecht werd in 1919 door geen der
gestraften ingesteld.
Betreffende de in het Verslag over 1918 sub 4e, 5e en 6e
genoemde, bij het Scheidsgerecht aanhangig gemaakte ge
vallen werd in het begin van 1919 door dit instituut eene
beslissing genomen. In de sub 4 en 5 bedoelde gevallen
werden de straffen verminderd tot respectievelijkinhouding
van 'I20 van het tijdens het vergrijp genoten loon ggdurende
6 weken en inhouding van 'ƒ20 van het tijdens het vergrijp
genoten loon gedurende 3 weken, terwijl in geval sub 6
de straf werd gehandhaafd, doch de omschrijving van het
feit gewijzigd in: „wegens bij herhaling in werktijd zoeken
naar brandstoffen”.
Een overzicht van de straffen over de jaren 1906—1919
geeft bijlage K3.
De werklieden in den veegdienst ontvingen slechts ge
deeltelijk nieuwe dienstkleeding. Aan de voerlieden werden
alleen nieuwe schoenen en petten verstrekt. Verder ont
vingen de voormannen een manchester jas, terwyl de
ambachtslieden, voor zoover zij uit hoofde van hun beroep
daarvoor in de termen vielen, in het bezit werden gesteld
van blauwe werkpakken.
In verband met de tijdsomstandigheden werd ook aan de
ambtenaren dit jaar geen volledige nieuwe dienstkleeding
verstrekt, doch bepaalde de uitgifte zich tot een laken
pantalon, een pet en een paar schoenen voor de opzichters.
Ten einde vrijgekomen, doch niet versleten dienstkleeding
nog weder nuttig te gebruiken, werden 400 jassen geverfd.
Mede op grond van het nog niet stabiele karakter van
den Schoonmaakdienst werd aan het schoonmaakpersoneel
vooralsnog geen dienstkleeding gegeven.
38 VEKSL. GEM. REINIG.-, ONTSM- EN SCHOONMAAKDIENST.
e. Dienstkleeding.