129
II. Heerschende ziekten.
Eene opgave van de aangiften van besniettelijke ziek
ten. welke werden gedaan in verband met de bepalingen
der wet van 4 December 1872 (Staatsblad No. 134), laat
stelijk gewijzigd bij de wet van 26 Juli 1918 (Staats
blad No. 492), treft men aan in de verslagen van den
Directeur en van den Medicus-Adviseur van den Ge
meentelijken Ontsmettingsdienst (Bijlage No. 38).
III. Begraafplaatsen.
In 1919 werden op de algemeene begraafplaats geen
graven, overeenkomstig de bepalingen der Verorde
ning, in gebruik afgestaan. Twee vierkante nieters
grond, grenzende aan- en ter vergrooting van een be
staand graf, werd in voortdurend gebruik uitgegeven.
De zandgraven 3e klasse, In regel, No. 27, 4e gedeelte
en 2e klasse, 7n regel c, No. 27, welke door verzuim van
overboeking aan de Gemeente waren vervallen, werden
voor den kostenden prijs weder aan belanghebbenden in
voortdurend gebruik uitgegeven.
Voor het begraven van 1773 lijken en voor verdere
rechten werd ontvangen f 14.126,07, tegen een ontvangst
van f 15.156,16° voor het begraven van 2023 lijken en
voor verdere rechten in 1918.
Het begraven was in de verschillende klassen aldus
verdeeld:
38 lijken in de 1ste klasse.
124 2de
326 3de
258 4de
914 5de
113 6de
1773.
Enkele andere bijzonderheden treft men aan in bij
lage No. 24.
In het afgeloopen jaar werden begraven:
op de bijzondere begraafplaats der Roomsch-Katho-
lieke gemeente 1203 overledenen;
op die der Nederlandsch-Israëlietische gemeente aan
den Seheveningscheweg de lijken van 10 mannen, 7
vrouwen, 13 kinderen en 9 levenloos geborenen en op
(zonder voldoening van rechten.)
9