42 12 ceerde gegevens omtrent het voorkomen van besmette- lijke ziekten in onze groote steden. Daarbij bleek, dat Ik t ruimer gebouwde s-Gravenhage te dien aanzien gun stig afsteekt bij liet minder ruim gebouwde Amsterdam en Rotterdam, en Dr. Boland zoekt, naar onze meening volkomen terecht, van dit merkwaardige feit de verkla ring vooral in de bouworde: minder in de hoogte, doch meer in de breedte, gelijk hij zich uitdrukt. Maar ai valt de vergelijking met Amsterdam en Rotterdam wat beliouwingsdichtheid betreft gunstig uit, een werkelijk gunstigen toestand hadden wij hier, ook ten aanzien van den nieuwbouw, toch geenszins en zullen wij ook niet verkrijgen, wanneer de Bouw- en Woonverordening, ge lijk zij thans is gewijzigd, door Uw College wordt goed gekeurd. Men heeft n.l. verzuimd bij deze gelegenheid ten aan zien van de aan de achterzijde der perceelen toegelaten bouwhoogte een stap verder te gaan, ja, men is zelfs te dien aanzien, zij bet misschien onbewust, tot een resul taat gekomen, dat eer een kleine achteruitgang be- teekent. Hoe wordt n.l. de toestand volgens de nieuwe ver ordening? Bij Raadsbesluit zullen voor een gegeven bouwblok a< hterrooilijnen worden vastgesteld (art. 28, 1, 1), laat oi.s aannemen op een wijze, dat men oppervlakkig zou zeggen: hier blijft toch werkelijk een ruim binnenterrein open, meer althans dan liet bekende 3/10 gedeelte van het perceel, dat men volgens de oude verordening onbe bouwd moest laten. Heeft men dan al de zekerheid, dat een ruimere toetreding van licht en lucht tot de achter zijde der woningen mogelijk zal zijn? Daarvan is niets te zeggen, zoolang men niet de aan de achterzijde toe gelaten bouwhoogte kent. Een zelfde middenterrein, dat ruim mag heeten bij VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1386