42 Het spreekt van zelf dat de Gemeente ook nog terrein moet reserveeren voor den bouw van scholen en andere gebouwen voor den openbaren dienst (politie, brand weer, openbare reiniging, dienst der plantsoenen enz.). Maar ook dan nog rijst de vraag of op deze wijze reeds voorzien is in datgene, wat een rationeele stadsontwikke ling eischt. Bij de beantwoording van deze vraag zal men voor alles in het oog moeten houden de omstandigheid, dat wij voor afzienbaren tijd ten aanzien van den bouw van arbeiderswoningen uitsluitend aangewezen zullen zijn op de werkzaamheid van de Gemeente en van de „toe gelaten” vereen igingen. Zoo verrijzen telkens groepen van woningen, elk met 500 a 600 bewoners op zijn minst. Deze groepen sluiten zich meestal aan, aan den rand der bestaande stadsbebouwing, doch hebben dan vaak een meer verspreide ligging. Met de wijk, waar het hier om gaat, de gemeentewoningen aan en nabij den Trek- weg, staat het intusschen reeds anders. Hier wordt door de Gemeente een stadsdeel gesticht van uitsluitend arbeiderswoningen, dat na voltooiing den omvang en het zielental zal hebben van een kleine provinciestad. Een tweede omstandigheid, die men goed zal doen hierbij vooral niet uit het oog te verliezen, is de min of meer onveranderlijke bestemming, welke de voor dezen bouw gekozen terreinen verkrijgen. Op deze terreinen worden woningen gebouwd; afbraak van een deel dier woningen of verbouwing daarvan voor bedrijfsdoel einden is, mag men wel zeggen uitgesloten. Vooral geldt dit daar, waar een „toegelaten” vereeniging bouwt, maar ook de Gemeente heeft tengevolge van het Rijksvoor- scliot ten deze allerminst een volstrekte vrijheid van handelen, zelfs al zou zij zich om andere redenen ten deze niet liever onthouden. M.a.w. de „toegelaten” ver eenigingen (c.q. de Gemeente) exploiteert woningen (in- 18 VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1392