By lage 51
Het Bestuur,
Den Haag, Mei 1920.
VERSLAG omtrent den toestand der „Haagsche
Maatschappij voor Kosthuizen” over het
jaar 1919.
H. de Mol van Otterloo, Voorzitter.
C. E. Haitink, Secretaris.
Jhr. W. Röell, Penningmeester.
Het Bestuur der Haagsche Maatschappij voor Kosthuizen
heeft de eer het navolgende verslag aan te bieden omtrent
den toestand der Vennootschap over het jaar 1919.
In 1919 was de opbrengst van logies f8885,90 tegen f7343,10
in 1918. Aan onderhoud van de gebouwen werd in het
afgeloopen jaar uitgegeven f 1090,02 tegen f 1256,20 in 1918,
welk bedrag geheel werd afgeschreven.
De exploitatierekening sluit met een winstcijfer van
f5673,245, waarbij gevoegd het op 31 December 1919 vervallen
dividend No. 3, groot f 50; de Renterekening groot f385,075,
eene totaal bruto-winst aanwijst van f 6108,32.
Daarvan moet echter worden afgetrokken f 567,32 tantième
aan den directeur en f 50 gratificatie over één jaar aan de
directrice, zoodat eene netto-winst verkregen is van f 5491.
Het Bestuur stelt U voor, evenals de vorige jaren wederom
4 °/o dividend op de aandeelen uit te keerenop effecten
't verlies groot f 2817 af te schreven zoodat deze komen te
staan op de waarde op 31 December 1919: op ’t Gebouw af
te schrijven f 1000 en het restant f 94 op den inventaris.
In plaats van Jhr. J. J. C. M. van Citters werd als Commissaris
gekozen de heer H. G. J. Maas Geesteranus, terwijl de
aftredenden werden herkozen.
Het gunstig resultaat is te danken eenerzijds, aan be
zuiniging op brandstoffen en algemeene uitgaven, maar
hoofdzakelijk aan grooter debiet, vooral aan de vermeerdering
van logies. Den directeur en diens echtgenoote komt een
woord van lof toe voor hun grooten ijver en de goede
zorgen aan de inrichting gewijd.