58 la. Algemeene Beschouwing. s Het eerste vredesjaar heeft niet gebracht wat er van verwacht werd. Na het teekenen van den wapenstilstand in 1918 was een malaise in het zakenleven ontstaan, die in het begin van 1919 nog voortduurde, hoewel de meeste be lemmeringen in verband met den oorlog aan onze scheep vaart, handel en industrie opgelegd, in 1919 geleidelijk werden opgeheven en Amerika onze in bezit genomen schepen teruggaf. Hoewel bovendien de Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij op 12 Juli hare contractanten kon ontslaan van de beperkende bepalingen ten aanzien van de bestemming der door hare bemiddeling aangevoerde goederen en eveneens de door de Geallieerde en Geasso cieerde Regeeringen vastgestelde rantsoenen van hier te lande benoodigde overzeesche goederen werden opgeheven, kan men niet zeggen, dat het zakenleven na het teekenen van den vrede van Versailles op 28 Juni 1919 ook geleidelijk in de oude banen is teruggekeerd. Door de geweldige, ook financieele, uitputting van Duitschland en het voormalige Oostenrijk-Hongarije werd het normale zakendoen met deze landen in ongekende mate belemmerd, de ongelimiteerde en ongedekte uitgifte van papieren geld aldaar maakte hun betalingsmiddelen hier te lande nagenoeg waardeloos, terwijl ook de daar telkens terugkeerende ongeregeldheden van revolutionnairen aard, stakingen, gebrek aan trans portmiddelen en het telkens verbreken van aangegane con tracten, het overige deden om de lust tot ruil van goederen of leveringen op crediet naar die landen aanmerkelijk te bekoelen. Neemt men hierbij in aanmerking de stelsel matige vernieling van een zeer groot deel van het eertijds bloeiende Noord-Frankrijk, de chaotische toestanden in het vroegere Russische Rijk, de politieke beroeringen der Balkanstaten, dan is het duidelijk dat van terugkeer tot den bloei van ons voor-oorlogsch handelsverkeer met al deze landen niet alleen geen sprake kon zijn, maar rijst de vraag hoeveel tientallen van jaren noodig zullen zijn eer al wat vernield werd weer zal zijn opgebouwd. Het zou pessimis tisch zijn te meenen, dat weder-opbouw niet weer mogelijk is, maar onherstelbaar is wat aan moreele schatten, aan gezondheid en levensgeluk verloren is gegaan en de vrees schjjnt gewettigd, dat dit verlies nog lang zal knagen aan de banden, die de handel ook in de vroeger oorlogvoerende landen bereid is weer aan te knoopen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1470