J
18
Op verzoek van het Gemeentebestuur sprak de Kamer
haar oordeel uit over de wenschelijkheid voor de Gemeente
om over te gaan tot uitbreiding van haar havenruimte en
wel in dien zin, dat het terrein gelegen tusschen de Binck-
horstlaan, de Broeksloot en de spoorbaan Den Haag-Gouda
tot havens zou worden ingericht volgens aan de Kamer
overgelegde ontwerpen. Nadat hieromtrent door de Com
missie voor het Verkeer een nader onderzoek was inge
steld, kwam de Kamer met algemeene stemmen tot de
conclusie, dat havenuitbreiding in dien zin, dat met de
reeds bestaande en de gereserveerde terreinen voor handel
en industrie één geheel complex zou worden gevormd, van
zeer veel belang is. Bij de behandeling van dit onderwerp
werd nog eens in het licht gesteld hoezeer de aanleg van
een tweede visschershaven in aansluiting met een kanaal
dat verbinding zou geven met de Laakhaven urgent is.
Voorts bestudeerde de Kamer de vraag of het aanbe
veling zou verdienen stappen te doen om tot de oprichting
van een gemeentelijke koopmansbeurs te geraken. De er
varing met dit instituut in eenige andere plaatsen gedu
rende de oorlogsjaren opgedaan, bleek echter niet van dien
aard dat het elders gegeven voorbeeld voor Den Haag
navolgenswaardig werd geacht.
Het gemeentelijk Halbedrijf heeft nimmer instemming bij
de Kamer kunnen vinden. Toen niettegenstaande het ver
vallen van de voornaamste distributieregelingen het hal
bedrijf gehandhaafd bleef, nam de Kamer met algemeene
stemmen een motie aan, waarbij zij haar afkeuring uit
sprak over het voortbestaan hiervan, welke motie zij ter
kennis van het Gemeentebestuur bracht.
Voorts werd een uitvoerig adres tot het Gemeente
bestuur gericht over het tarief en de rantsoeneering van
electrischen stroom. Er werd daarin op den voorgrond ge
steld, dat naar verhouding het rantsoen toegestaan voor
gas- en stroomverbruik voor industrieele doeleinden aan
merkelijk lager was dan voor particuliere doeleinden. De
Kamer stelde voor het rantsoen voor particulieren te ver
lagen en de aldus verkregen besparing ten goede van
andere categorieën te brengen aangezien zij aan een te
groote beperking der bedrijfsinrichtingen zeer ernstige
gevolgen verbonden achtte. Ook vestigde zij de aandacht
er op, dat de tarieven voor electrischen stroom geleverd aan
bedrijven lager zouden dienen te worden gesteld en gaf
zij in overweging een uniformen prijs per K.W.U. te be
rekenen met een vast recht te betalen naar verhouding
der aansluitwaarde eener installatie. Voorts wees zij nog
op de onbillijkheid van het tarief gedurende den tijd der
58 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.