By lage 59
VERSLAG ran de Maatschappij van Nijverheid,
Departement ’s-Gravenhage, over het jaar 1919.
Het jaar 1919 is voor het Departement ’s-Gravenhage der
Maatschappij van Nijverheid van veel belang' geweest.
Na voorbereiding door het Bestuur besloot de Algemeene
Vergadering van 5 Februari 1919 tot de oprichting van een
„Fonds voor a.s. Ambachtslieden" ter bevordering van het
Ambachtsonderwijs in onze gemeente.
De Algemeene Vergadering van 26 Februari 1919 besloot
dit Fonds uit de middelen van het Departement krachtig
te steunen. Ook de Gemeente verleende aan het Fonds eene
jaarlijksche bijdrage en bij de burgerij mocht onze oproep
zoodanigen weerklank vinden, dat wij mogen verwachten,
dat het Fonds het bij de oprichting beoogde doel zal kunnen
bereiken.
In het jaar 1919 is de organisatie van het Fonds verder
tot stand gebracht, doch eerst in 1920 zullen voor de eerste
maal uitkeeringen worden gedaan.
Den 2en Maart 1919 kon het Departement medewerken
aan het herstel der internationale betrekkingen van indus
trie en handel door tezamen met het Gemeentebestuur en
andere corporaties een gezelschap Zwitsersche en een ge
zelschap Deensche bezoekers van de Utreehtsche jaarbeurs
in den Haag te ontvangen en rond te leiden.
Hel Departement was vertegenwoordigd op het Nationaal
Congres voor Vakonderwijs, in Juni te ’s-Gravenhage ge
houden, door den voorzitter en op het Congres der Electro-
technisehe Nijverheid, door den secretaris.
Op voorstel van het Departement werd Mr. J. J. Willinge
Gratama te Zwolle door het Hoofdbestuur der Maatschappij
uitgenoodigd op de Jaarvergadering te Arnhem te spreken
over het voor de nijverheid zoo belangrijke onderwerp
„Kort en snel recht”.
Het is wel mede aan den door de Maatschappij van Nijver
heid uitgeoefenden aandrang toe te schrijven, dat de Regee-
ring inderdaad reeds met voorstellen tot wetswijziging in
de verlangde richting is te voorschijn getreden.
In de Algemeene Vergaderingen van het Departement
zijn de volgende voordrachten gehouden:
3 Februari 1919 de heer Z. Gildemeier over: „De suiker
industrie in ons land en de Koloniën”.