66
6
VERSLAG OMTRENT HET CHRISTELIJK GYMNASIUM.
en der wis- en natuurkunde, terwyl één der leerlingen moest
worden afgewezen.
Van de 104 leerlingen, over wier bevordering tot een
hoogere klasse aan liet einde van den cursus 1918/1!) moest
worden beslist, werden
22 bevorderd naar klasse II,
5 niet bevorderd naar klasse II,
25 bevorderd naar klasse III,
3 niet bevorderd naar klasse III,
15 bevorderd naar klasse IV,
2 niet bevorderd naar klasse IV,
15 bevorderd naar klasse V,
11 bevorderd naar klasse VI,
6 niet bevorderd naar klasse VI,
In het jaar 1919 verlieten, behalve de tot de universiteit
bevorderden, 15 leerlingen en 1 auditrix het gymnasium;
nieuw toegelaten werden 37 leerlingen en 1 auditor. Op
31 December 1919 telde het gymnasium 131 leerlingen en
2 auditors.
Hiervan waren 35 geplaatst in de eerste klasse (geslitst in
twee parallelafdeelingen van 18 en 17), 25 in de tweede
(gesplitst in twee parallelafdeelingen van 13 en 12), 27 in
in de derde (gesplitst in in twee parallelafdeelingen van 14
en 13), 15 in de vierde, 19 (en 1 auditor) in de vyfde, 10
(en 1 auditor) in de zesde klasse. De lessen, voorbereidende
tot de studie in de faculteiten der godgeleerdheid, der
rechtsgeleerdheid en der letteren en wijsbegeerte werden
op laatstgenoemden datum in de vyfde klasse gevolgd door
9 leerlingen en gedeeltelijk door een auditor, in de zesde
klasse door 6 leerlingende lessen voorbereidende voor de
faculteiten der geneeskunde, der wis- en natuurkunde en
der rechtsgeleerdheid in de vijfde klasse door 10 leerlingen,
in de zesde door 4 leerlingen en gedeeltelijk dooreen auditor.
Van de A-leerlingen volgden in de vijfde klasse één en in
zesde klasse één het scheikunde-onderwijs; terwijl 4 van
de B-leerlingen der vijfde klasse de in het byzonder voor
de A-leerlingen bestemde lessen in het grieksch mede-
maakten. Onderwijs in het hebreeuwsch ontvingen 4 leer
lingen der vijfde, 2 der zesde klasse.