162 Onder No. 27 der bijlagen treft men aan het verslag van liet Bouw- en Woningtoezicht. Door den Waterschout wordt, voorzoover betreft de aanmonstering van scheepsvolk, enz., het volgende medegedeeld In 1919 werd tegen acht schippers proces-verbaal op gemaakt, wegens overtreding van art. 52 der Schepen wet en tegen twee, wegens overtreding van art. 15 der Noordzee Conventie, benevens tegen vier schepelingen wegens desertie. Voorts werd te mijner kennis gebracht, dat 58 schepe lingen, waaronder 16 minderjarigen, zich aan hunne ver bintenis hadden onttrokken, tegen wie geen proces-ver baal is opgemaakt. De Scheveningsche vloot bestond op 31 December 1919, voor zooveel zeevisschersvaartuigen betreft, uit 22 stoom- of motorschepen, 240 zeilloggers, 3 loggerbommen en één bom en voor zooveel kustvisschersvaartuigen betreft uit 38 zee- en kust- en 49 kustvisschersvaartuigen. Aan de schrobnetvisseherij werd deelgenomen dooi' 171 zeevisschersvaartuigen tegen 173 in 1918 en aan de ha- ringvisscherij door 97 tegen 110 zeevisschersvaartuigen in het vorige jaar. Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge reikt 146 consenten tot een bedrag van f 73,dat in 's Rijks kas werd gestort. Voor de schrobnetvisseherij werden aangemonsterd 2144 en voor de haringvisscherij 2236 zeelieden, totaal 4380 personen, waaronder 4128 te Scheveningen woon achtig en 252 van elders. Het getal analphabeten bedroeg 7, allen Seheveningers. Door den stand der valuta was er geen handel met het buitenland en werd derhalve de visch niet uitgevoerd, tengevolge waarvan de reeders groote schade leden. Ver moedelijk door ontploffing van oorlogszeemijnen zijn vergaan de zeilloggers SCH. 109 en 288 en de stoomlogger SCH. 137, waarbij 30 menschenlevens verloren gingen. Voorts is bij stormweer een schepeling van de SCH 95 over boord geslagen en verdronken. Gestrand en verloren gegaan zijn: de logger SCH 68. en de kustvisschersvaartuigen SCH. 475, 174, 51, 489, 128 en 39. De opvarenden dezer vaartuigen zijn allen gered kunnen worden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 164