69 53 VERSLAG OMTRENT HET MIDDELBAAR ONDERWIJS. Commissie van Toezicht. De plaatsruimte aan onze Hoogere Burgerscholen schiet te kort tengevolge van den steeds toenemenden aandrang van leerlingen; bijna alle scholen zijn zwaarder belast dan wenschelijk is, zoodat de schoolgebouwen meer leerlingen moeten herbergen dan het getal, waarop bij het stichten dier gebouwen gerekend werd. De Commissie heeft er Burgemeester en Wethouders herhaaldelijk op gewezen, dat tijdige voorziening in het dreigend gebrek aan plaats ruimte dringend noodzakelijk is. Indien niet spoedig tot afdoende maatregelen wordt overgegaan, zal men zich weldra voor groote moeilijkheden geplaatst vinden, welke niet dan nadeelig kunnen zijn voor het onderwijs. Verschillende onderwerpen van algemeenen en bijzon deren aard, het onderwijs betreffende, werden in het afge- loopen jaar door de Commissie van Toezicht behandeld en in hare adviezen aan het College van Burgemeester en Wethouders voorgedragen. Bij de te verwachten ingrij pende veranderingen, welke het onderwijs zal ondergaan, konden vele denkbeelden der Commissie vooralsnog geene toepassing vinden, haar aandacht blijft intusschen bij voortduring gericht op de maatregelen, welke het onder wijs aan de gemeentelijke Middelbare scholen in overeen stemming zullen kunnen brengen met daaromtrent be staande nieuwe denkbeelden. In de vergadering van 10 September 1919 werd de heer Mr. J. H. Andries tot Voorzitter en de heer G. J. van de Well tot Secretaris gekozen, welke de benoeming aan namen. De leden J. C. Gijsberti Hodenpijl van Hodenpijl, Mr. R. Beith en F. W. N. Hugenholtz namen hun ontslag als lid onzer Commissie, waardoor zij drie ijverige leden verloor. In hunne plaats werden benoemd H. Kemper, Mr. L. E. Visser en Mevr, de Wed. Dr. D. Kruseman geboren Bleeker, zoodat de Commissie thans bestaat uit de leden:

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1679