165 Voor de lichting 1920 werden 1 1 0 2 2802 Ingeschreven Afgevoerd werden: wegens overlijden op last van den Commissaris der Koningin in Zuid-Holland op grond van art. 21, le lid, 7° van de Militiewet van een godsdienstig-mensch- In 1919 werden in de registers ingeschreven: 874 verlofgangers der lichting 1914, 950 der lichting 1915, 949 der lichting 1916, 892 der lichting 1917, 1029 der lichting 1918 en 557 der lichting 1919, die na het volbrengen van de eerste oefening in het genot van groot verlof werden gesteld en 366 verlofgangers ko mende uit andere gemeenten. Voor vertrek naar elders werden afgeschreven 234 verlofgangers. Herhalingsoefeningen voor de militie werden, in ver band met het buitengewoon verblijf onder de wapenen der dienstplichtigen, niet gehouden. In 1919 werden voor den duur van één .jaar van den dienst bij de militie door Gedeputeerde Staten vrijge steld: van de ingeschrevenen voor de lichting 1920: 50 wegens het bekleeden van een godsdienstig-mensch- lievend ambt, enz.; 110 wegens kostwinnerschap; en bij Kon. Besluit: van de ter inlijving bestemde- en van de ingelijfde dienstplichtigen, behoorende tot de lichting 1920 en vorige lichtingen: 91 wegens toekomstige woonplaats of wegens woon plaats in de Koloniën; 8 wegens het bekleeden lievend ambt, enz.; 4 wegens persoonlijke onmisbaarheid: 12 wegens kostwinnerschap. Om verschillende redenen werden voor goed vrijge steld 14 dienstplichtigen, behoorende tot de lichting 1919 en vorige lichtingen. Behandeld werden 407 verzoeken om vrijstelling als kostwinner van den militiedienst. Jongelingen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 167