72 7 VERSLAG CONSERVATORIUM VOOR MÜZIÉK. vatorium aan de hoogste eisehen voldeed, en daardoor het oog steeds gericht te blijven houden op het aanbrengen van verbeteringen in den gang van het onderwijs waar deze noodig bleken te zyn. Toen de heer Mr. H. A. Viotta in den aanvang van het afgeloopen jaar den wensch te kennen had gegeven om de leiding van het Conservatorium neder te leggen, was het streven der Commissie van Toezicht er aanstonds op gericht om die leiding toe te vertrouwen aan iemand van wien op grond van zijn muzikalen loopbaan mocht verwacht worden, dat hy het onderwijs aan het Conservatorium zoude leiden in de richting, die voor eene inrichting van hooger onder wijs de eenig mogelijke is, n.l. die waardoor de hoogste eisehen van degelijkheid in de muzikale vorming der leer lingen worden gewaarborgd. Ofschoon het by de Commissie reeds aanstonds vaststond, dat voor dien arbeid één man boven allen was aangewezen en wel Dr. Joh. Wagenaar te Utrecht, heeft zij op het ver zoek van Uwe Excellentie een drietal deskundigen uitge- noodigd om hun gevoelen ter zake van de vervulling der vacante betrekking te doen kennen. Ook deze, het waren de heeren Ant. Averkamp, C. L. W. Wirtz en Charles van Isterdael, waren eenparig van oordeel, dat in de allereerste plaats Dr. Wagenaar de aangewezen man was om de va cante betrekking te vervullen. Het heeft de Commissie verheugd, dat Uwe Excellentie, na terzijde stelling van finantieële bezwaren, die een oogen- blik tegen de benoeming dreigden te zullen ontstaan, zich met de voordracht der Commissie heeft vereenigd en dat Dr. Wagenaar bereid bevonden werd om de leiding van het Koninklyk Conservatorium voor Muziek op zich te nemen. De heer Dr. Joh. WTagenaar heeft zich met ernst en toe wijding gezet tot de nauwgezette vervulling van de taak, die hy van nu afaan als zijn levenstaak beschouwt. De wijze waarop hij de leiding van het onderwys in handen neemt en dit onderwijs reorganiseert daar waar dit dit volgens zijne opvatting als kunstenaar en als paedagoog noodig is, schenkt de Commissie het vertrouwen, dat de heer Dr. Wagenaar in staat zal zyn te bewerken, dat het Conservatorium zijne roeping van te zijn eene muzikale in stelling van den eersten rang, zal blijven vervullen. Vanaf het oogenblik, waarop het ontslag van Mr. Viotta inging, den 1 Mei 1919, tot aan de groote vacantie was de leiding van het Conservatorium tydelijk in handen van den leeraar Arnold Spoel, die zich op loffelijke wijze van zijn taak kweet. Gedurende dien tijd hadden 6 Voordrachts- oefeningen door de leerlingen plaats.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1730