74
89
’s-Gravenhage, 3 Juli 1919.
Antwoord op schrijven
van 27 Juni 1919.
Aan
den Wethouder van Onderwijs
te ’s-Gravenhage.
Terwijl het vóór dien de gewoonte was, dat alle candi-
daten voor eene vacature aan eene bepaalde school tot het
geven van een proefles werden opgeroepen in de school,
waarnaar gesolliciteerd werd, van welke proeflessen (in
gevolge de circulaire van B. en W. van 19 Maart 1912 aan
de hoofden van scholen) aan de betrokken leden onzer sub
commissie werd kennis gegeven, opdat deze de proeflessen
zouden kunnen bijwonen en men zich zoodoende op één
middag over drie a vier candidaten een oordeel kon vor
men, is thans bepaald, dat voor zoover de candidaten in
dienst van de gemeente zijn, het hoofd der school, zoo
noodig door klassebezoek en het inwinnen van inlichtin
gen, zich een oordeel omtrent haar tracht te vormen.
Herhaaldelijk is het dientengevolge voorgekomen, dat
onze medeleden eene uitnoodiging ontvingen, de sollici
tanten in hare klassen te bezoeken. Is dit reeds zeer tijd-
roovend, waar het de vier candidaten voor ééne vacature
betreft, schier onuitvoerbaar wordt het, indien er zich
meerdere vacatures aan eene school voordoen en in zulk
een geval, gelijk reeds is voorgekomen, acht of twaalf
candidaten in verschillende scholen en op verschilllende
dagen en uren bezocht moeten worden.
Dientengevolge nemen wij de vrijheid, U te verzoeken
door eene wijziging in de getroffen regeling ons de vol
brenging van onze taak wederom mogelijk te maken.
Namens de sub-Commissie voornoemd:
(w.g.) A. M. Mirandolle, Presidente.
W. M. G. de Monté ver Loren-Willeümier,
Secretaresse.
In antwoord op Uw ter zijde aangehaald schrijven heb ik
de eer U mede te deelen, dat de door U genoemde bezwaren
naar mijne meening waren te ondervangen, indien het slot
VERSLAG LAGER ONDERWIJS.