n 74 90 VERSLAG LAGER ONDERWIJS. Den Haag, 16 Juli 1919. De Wethouder van Onderwijs, (w.g.) J. W. Albarda. Namens de sub-Commissie voor het handwerk- onderwijs: (w.g.) W. M. G. de Monté ver Loren-WiLLEüMiER. Aan den Wethouder van Onderwijs te ’s-Gravenhage. In antwoord op Uw schrijven van 3 Juli 1.1. heb ik de eer U te berichten, dat ik wegens het niet vergaderen van onze sub-Commissie in Juli en Augustus en de uitstedigheid van de meeste leden op het oogenblik niet in de gelegenheid ben, Uw voorstel bij ons comité aanhangig te maken. Zoodra het echter in onze September-vergadering be handeld zal zijn, hoop ik U met de meening der sub-Com- missie in kennis te stellen. van het door U genoemde rondschrijven van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 Maart 1912 aldus werd aangevuld, dat, waar het betreft de benoeming van onderwijzeressen 2e klasse, die reeds in vasten dienst werkzaam zijn en bij wier benoeming Uwe sub-Commissie derhalve reeds heeft medegewerkt, wordt volstaan met het „teekenen voor ge zien” van het „bericht” van het hoofd der school. Deze aanvulling zal overeenstemmen met de bedoeling van art. 19 le lid der „Regelen”, volgens hetwelk het hoofd der school zich slechts „zoo noodig door klassebezoek en het inwinnen van inlichtingen” een oordeel omtrent de hem opgegeven candidaten behoeft te vormen. Het zal mij aangenaam zijn van U te mogen vernemen of Uwe sub-Commissie zich met bedoelde aanvulling kan vereenigen. Aan de sub-Commissie voor het Handwerk- onderwijs der Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 1821