80 24 VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS. SPELEN. c. Bij de beoordeeling werd in hoofdzaak gelet op: toon, voordracht, woordenkeus, uitspraak, weergave van den in houd en op de bij de leerlingen gewekte belangstelling. Er werd beschaafd gesproken, de woordenkeus was goed, de zinsvorming echter dikwijls gebrekkig. Te veel vertel lingen werden door het gebruik van stopwoordjes ontsierd. Eén vertelling hoorden wij, waarbij de klasse het laatste woord van elk zinnetje moest aanvullen; het deed meer aan het opgeven van raadseltjes dan aan vertellen denken. Over ’t algemeen wordt er veel te vlug gesproken en worden de details der vertelling verwaarloosd; de les was dikwijls in 10 a 15 minuten afgeloopen. Natuurlijkheid en eenvoud, het inleven in de vertelling of een poging om stemming te wekken, dat gaven maar zoo heel enkelen; de overgroote meerderheid was middelmatig; daarvan getui gen de vele zessen en zevens op de lijst. Drukkend werkte op enkele vertellingen het veelvuldig omschrijven van den verleden-tijdsvorm door het werk woord gaan. Zoo noteerden wij gedurende een verhaal tien zinnetjes, als: „zij ging het uit de zak halen”, „zij ging over den steen rollen”, „zij ging naar moeder rijden”, „zij ging de natte kleertjes uithangen”. Dat maakt de vertelling mat en dof, en juist wie eeus wat kan laten tintelen in het verhaal, vindt zoo’n bijval bij de kleine hoorders. Aan schouwelijk vertellen was ook bij dit examen een groote zeldzaamheid. Sommigen vermeden zelfs bijna angstvallig elk illustreerend gebaar; slechts één candidaat vroeg om een voorwerp, dat het vertelde zou kunnen verduidelijken en één gaf een schetsje op het bord. Op het schriftelijk examen was den candidate!) meege deeld, dat zij voor het mondelinge gedeelte moesten mee brengen een lijstje van ten minste 5 gebonden en 5 half- vrije spelen. Uit elk vijftal deed de Commissie een keuze en droeg de candidaat op, deze spelen aan de kinderen te leeren. Er werd op gewezen, dat platen en andere hulpmiddelen ten gebruike aanwezig waren. Bij de beoordeeling werd gelet op: a. den leertoon, b. de opstelling van de klasse, de verklaring van den inhoud en den gang van het spel, d. het aanleeren der bewegingen, e. het opmerken en verbeteren van fouten, het handhaven der orde.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 2104