11
14
VERSLAG van het Noodhypothekenfonds over 1919.
Aanvragen.
In den loop van het jaar kwamen 62 aanvragen in,
waarvan er 2 vóór of tijdens de behandeling werden inge
trokken, terwijl 1 aanvrage slechts een verhooging betrof
van een reeds door denzelfden aanvrager gesloten leening.
Omtrent 15 aanvragen kon eerst in het volgende jaar de
beslissing vallen. Met inbegrip van de 2 in 1918 overge
bleven aanvragen werden alzoo 47 posten afgedaan.
Van deze 47 aanvragen wezen Burgemeester en Wet
houders er 2 af. Twee konden ten volle worden toegestaan;
aan de aanvragers van 27 posten moest een leening beneden
het aangevraagde bedrag worden aangeboden, terwyl aan
16 aanvragers in verband met het lager in uitzicht ge
stelde bedrag voor le hypotheken een leening boven
het aangevraagde bedrag werd toegestaan.
Van deze 45 toegestane posten werden er 39 aangenomen;
6 aanvragers gingen op de aanbiedingen niet in.
Evenals in het vorige jaar bleef de behandeling der aan
vragen en de administratie der verdere zaken opgedragen
aan de organen der Hypotheekbank.
Zooals reeds in het laatste verslag is medegedeeld,
is, teneinde van de uitkomsten van het beheer een duide
lijker en vollediger overzicht dan de begrootingsboekhouding
kan verschaffen te verkrijgen, op voorstel van Burgemeester
en Wethouders het beheer met ingang van 1 Januari 1919,
ingevolge raadsbesluit van 31 Maart 1919 (Bijlage 374) in
gericht overeenkomstig dat van de Gemeentelijke Hypo
theekbank (Verz. 1919 No. 6).
In dit jaar is de mogelijkheid geopend om gelden uit het
Noodhypothekenfonds te verkrijgen voor woningen op door
de Gemeente uitgegeven erfpachtsgrond ook, wanneer de
eerste hypotheek niet is verstrekt door de Gemeentelijke
Hypotheekbank.
Volgens art 2 van genoemde verordening wordt, waar
van „Directeur” of „Boekhouder” sprake is, onderscheidenlijk
bedoeld de Directeur of de Boekhouder van de Gemeentelijke
Hypotheekbank.
VERSLAG VAN HET NOODHYPOTHEKENFONDS.