15 2 VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING. Door het geven van bijslagen op de uitkeeringen der kassen en het steunen van de z.g.n. „uitgetrokkenen”, d.z. zij, die reeds het reglementair aantal dagen uitkeering hebben genoten, hebben deze instellingen de werkloosheids verzekering het hoofd boven water doen houden en haar voor mislukking bewaard. In den loop van het jaar 1919 gaf echter het Kon. Nat. Steuncomité aan de Regeering te kennen, dat het zijn werk zaamheden voor een groot deel wensehte te beëindigen, met het oog op den zeer langen duur der crisis, waarop de door dit Comité georganiseerde steunregeling niet was berekend, zoodat reeds verschillende misbruiken ingeslopen waren, b.v. door steunverleening aan hen, die daarop geen aan spraak konden maken. De Regeering deelde dit standpunt en nam maatregelen om den tot nu toe verleenden steun op andere grondslagen te vestigen. Daarmede was voor de werkloosheidsverzekering een eritiek oogenblik aangebroken. Van de thans te nemen maatregelen zou immers voor een groot deel de toekomst der verzekering afhangen; daardoor zou beslist worden, of zij voortaan gedoemd zou zijn een kwijnend bestaan te leiden dan wel of zij door het toevoeren van nieuwe levens sappen in staat zou worden gesteld, zich nog breeder en krachtiger te ontwikkelen. Gelukkig toonde de Regeering een open oog te hebben voor de zegenrijke werking van dit bij uitstek sociale instituut en wensehte zij die maatregelen te nemen, waar door het voortbestaan en een voortgaande, geleidelijke ontwikkeling verzekerd werden. Zij stond daarbij voor deze moeilijkheid, dat zij een regeling moest treffen, die de kassen in staat zou stellen het hoofd te bieden aan de nog steeds in ernstige mate heerschende crisiswerkloosheid, doch mede er op gericht moest zijn, de verzekering zoo zeer uit tebreiden, dat ieder die behoorde verzekerd te zijn, daartoe ook zou kunnen overgaan. Het moest dus worden een overgangsregeling, een terugkeer tot een normale functioneering der werk lozenkassen, zoodat de hulp der steuncomité’s overbodig werd, welke regeling echter een zuivere ontwikkeling der verzekering niet in den weg zou mogen staan. De Regeering meende met het oog daarop scheiding te moeten maken tusschen hulp van blijvenden en van tijde- lijken aard. De eerste zou moeten plaats hebben door her ziening van de regeling, neergelegd in het Werkloosheids besluit 1917, welke de grondslag moet blijven waarop de wettelijke regeling tot stand moet komen. De tijdelijke hulp zou vooral moeten dienen om een geleidelijken over-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 356