15
3
VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING.
voor welke groepen de
in gunstigen zin zouden
gang van den crisistijd naar meer normale verhoudingen
tot stand te brengen, en zou in verband daarmede een
groote mate van lenigheid moeten bezitten, daar vooruit
niet te bepalen viel hoe lang de abnormale verschijnselen
zich nog zouden voordoen en
omstandigheden zich het eerst
wijzigen.
De blijvende Regeeringshulp werd mogelijk gemaakt
door de bij Koninklijk Besluit van 4 Augustus 1919 (Staats
blad no. 533) tot stand gekomen wijziging van het Werk
loosheidsbesluit 1917, volgens welke het subsidie van het
Rijk en de gemeenten op een hooger percentage dan 100
kan worden gesteld, indien de organisatie niet in staat
is de bijdragen zoo hoog op te voeren, als noodig zou zijn
om uitkeeringen te verstrekken over een termijn van ten
minste 90 dagen per jaar en tot een zoodanig bedrag, dat
daaruit het noodzakelijk levensonderhoud der werklooze
leden kan worden bekostigd (zie bijlage II). De inwerking
treding dezer wijziging werd bij nader Koninklijk Besluit
bepaald op 3 November 1919.
Ten behoeve van de steunverleening van tijdelijken aard,
die gedurende het overgangstijdperk de plaats zou moeten
innemen van de door de steuncomité’s verstrekte hulp,
voor zooveel de leden van werkloozenkassen aangaat, werd
op 3 Juli 1919 door de Regeering ingediend het ontwerp-
Werkloosheidsverzekeringsnoodwet 1919.
De hoofdstrekking van dit wetsontwerp was de werk
loozenkassen in staat te stellen:
1°. aan hare leden bijslagen te verstrekken op de te lage
uitkeeringsbedragen, en
2". gedurende langeren termijn uitkeering te verleenen
dan de in de reglementen genoemde uitkeeringstermijnen.
Daartegenover werd van de organisaties verwacht, dat
zij de reglementen der werkloozenkassen zouden herzien
in dier voege, dat de uitkeeringsbedragen voldoende zouden
worden om het noodzakelijk levensonderhoud te bekostigen
en de duur der uitkeeringen aanmerkelijk zou worden
verlengd. Ten einde de hoogere kosten, aan een en ander
verbonden, te kunnen bestrijden, zouden de bijdragen der
leden tot een hooger peil moeten worden opgevoerd.
Aangezien echter niet van de besturen kon gevergd
worden dit op eens uit te voeren, terwijl vele kassen boven
dien met financieele moeilijkheden te kampen hadden, als
gevolg van den pas doorgemaakten crisistijd, en opdat
andere, pas opgerichte kassen hun leden niet zouden af
schrikken door onmiddellijk een belangrijke contributie-
verhooging in te voeren, was het noodzakelijk van Regee-