15
I
11
VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING.
echter niet tengevolge van opleving in den nieuwbouw,
maar door het loskomen van seizoenwerk.
Gedurende de zomermaanden was de toestand echter zeer
bevredigend en kwam werkloosheid slechts sporadisch
voor, hetgeen voor een zeer groot deel te danken was aan
het feit, dat met steun van overheidswege kon worden
voortgegaan den heerschenden woningnood zooveel moge
lijk te verminderen. Deze gunstige toestand werd in het
einde van September verstoord, doordat een geschil
tusschen werkgevers en werknemers leidde tot een uit
sluiting van metselaars en opperlieden, welke tot begin
November voortduurde. Niet alleen, dat daardoor de metse
laars en opperlieden gedurende dezen tijd werkloos waren,
doch na de opheffing der uitsluiting deed zich de terugslag
daarvan nog gevoelen onder de groepen der schilders,
stucadoors, timmerlieden en grondwerkers. Bovendien had
de uitsluiting tot gevolg, dat vele metselaars zich naar
andere plaatsen begaven, waardoor er eenerzijds welis
waar gebrek aan deze werklieden ontstond en onder hen
dus hoegenaamd geen werkloosheid voorkwam, doch ander
zijds verschillende bouwwerken eenigen tijd bleven stil
liggen, waardoor de eerstgenoemde groepen weder werden
getroffen en de werkloosheid onder hen veel grooter was
dan anders het geval zou zijn geweest. Ook de vroeg in
gevallen winter met korte perioden van vorst in November
en December werkte storend in op den arbeid in de bouw
vakken.
Afgezien echter van deze laatste omstandigheden (uit
sluiting en vorst), die van voorbjjgaanden aard waren, is
het jaar 191!) gunstiger geweest dan 1918 en was er aan het
einde des jaars, mede tengevolge van de plaats gehad heb
bende stagnatie, volop werk, terwijl de verbeterde econo
mische toestand deed voorzien, dat vele nieuwe werken
ter hand zouden worden genomen.
Wat betreft de reeds genoemde uitsluiting in het metse-
laarsbedrijf, kan nog worden vermeld, dat de oorzaak daar
van gelegen was in het niet tot overeenstemming komen
van de patroonsvereeniging met de werkliedenorganisaties
over de verhooging van het tariefwerk, in verband met de
invoering van den 8-urigen arbeidsdag op 1 September.
Van werkliedenzijde werd geeischt, dat deze invoering niet
tot verlaging van het weekloon mocht leiden en derhalve
de tariefprijzen met 10 pCt. moesten worden verhoogd.
De patroons vonden daarentegen een verhodging der
prijzen met 5 pCt, ruim voldoende. Aangezien de onder-
handelingen niet tot een resultaat voerden, werd door de