15 21 VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING. uitkeeringen weer geregeld plaats hebben en bleven de dagen, waarover aan een gedeelte der leden geen uitkeering was verstrekt, gereserveerd voor het verdere gedeelte des jaars. Een organisatie van zeelieden had een groot aantal leden tijdens hun verblijf op zee geroyeerd, aangezien de vrouwen weigerden contributie te betalen. Bij hun terug komst wenschten deze leden echter gaarne de achterstallige schuld te betalen en, met herstel van hun oude rechten, weder als lid te worden ingeschreven. Aangezien dit echter formeel met het reglement in strijd zou zijn, werd door de betrokken organisatie aan het Gemeentebestuur gevraagd in dit bijzondere geval van de desbetreffende bepaling te mogen afwijken. Aan den Minister van Arbeid werd van een en ander mededeeling gedaan, onder opmerking, dat Burgemeester en Wethouders wel bereid zouden zijn uit billijkheidsoverwegingen aan het verzoek te voldoen, daar het hier een vrij groote groep van personen betrof, die in zekeren zin buiten hun schuld waren afgevoerd; immers, de waarschuwing, die volgens het reglement aan royement moet voorafgaan, had hen niet kunnen bereiken, aangezien zij op zee waren. Bovendien kan het de vraag zijn, of een lid „nalatig” is met betalen, wanneer hij, daartoe wel bereid zijnde, wegens afwezigheid de betaling niet kon verrichten en degene, die zijn belangen waarneemt, buiten weten en schuld van den betrokkene weigert. Door den Minister is daarop beslist, dat de bedoelde leden, indien zij hun achterstallige bijdragen ten volle hadden betaald, weder in hun oude rechten zouden kunnen treden. Over de inrichting der administratie van enkele af- deelingen moet wederom een klaagtoon worden aange heven. Vooral bij die organisaties, waar het ontwikkelings peil der leden iets anders zou doen verwachten, was een en ander soms bedroevend slecht ingericht, terwijl her haalde betoogen dezerzijds dikwijls niet veel uitwerkten. Eenige moeilijkheid leverde het standpunt op, dat door de organisaties moet worden ingenomen tegenover leden, die de werkloozenkas, wegens het verstrekken van on juiste opgaven, geldelijk benadeeld hadden. De meeste reglementen eischen in een dergelijk geval onverwijld royement, doch aangezien het dan bijna buitengesloten is, dat men van den betrokkene iets van het onrechtmatig verkregene terugziet en de bondskas moet worden aange sproken om aan den eisch tot terugstorting te kunnen voldoen, helde men er soms toe over dergelijke leden nog

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 375