15
27
VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING.
der vereeniging bij geadviseerd schrijven kennis binnen
eene maand na ontvangst van de in het tweede lid van het
vorige artikel bedoelde kennisgeving.
„2. Het gemeentebestuur kan bij de in het eerste lid be
doelde kennisgeving vorderen, dat het naar zijn oordeel
ten onrechte uitgekeerde bedrag binnen een termijn van
vier maanden na de kennisgeving in de werkloozenkas
worde teruggestort. Het bestuur der vereeniging is, behou
dens het bepaalde in het eerste lid van het volgende artikel,
verplicht binnen den bepaalden termijn het bedrag in de
werkloozenkas terug te storten.
„3. Ook de Directeur is bevoegd aan het bestuur eener
vereeniging kennis te geven, dat hij tegen eene beslissing
tot uitkeering, als bedoeld in het eerste of derde lid van
het vorige artikel, bezwaar heeft en dat het naar zijn oor
deel ten onrechte uitgekeerde bedrag binnen een termijn
van vier maanden na zijne kennisgeving in de werkloozen
kas worde teruggestort. De kennisgeving geschiedt bij ge
adviseerd schrijven. Het slot van het vorige lid is hier
toepasselijk”.
4. Artikel 11, lid 1, zal worden gelezen als volgt:
„Het bestuur eener vereeniging, dat bezwaar heeft tegen
eene beslissing van het gemeentebestuur of van den Direc
teur bedoeld in het vorige artikel, kan binnen eene maand
na ontvangst dier beslissing daartegen in beroep komen
bij onzen Minister, die niet beslist, dan na de in artikel 25
vermelde Commissie te hebben gehoord. Indien binnen twee
maanden na den datum, waarop het beroep Onzen Minister
zal hebben bereikt, door deze geene beslissing daarover is
genomen, is het bestuur der vereeniging niet verplicht het
naar het oordeel van het gemeentebestuur dan wel van den
Directeur ten onrechte uitgekeerde bedrag in de werk
loozenkas terug te storten. Indien de beslissing van Onzen
Minister binnen den in den vorigen volzin genoemden
termijn genomen is, kan zij ook wanneer het gemeente
bestuur of de Directeur terugstorting in de werkloozenkas
niet gevorderd hebben, die terugstorting binnen een in de
beslissing te noemen termijn voor het bestuur der vereeni
ging verplicht stellen”.
5. Aan artikel 16 wordt de volgende alinea toegevoegd:
„3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit
artikel is mede van toepassing, indien het bestuur eener
gesubsidieerde vereeniging ter kennis van Onzen Minister
brengt, dat de vereeniging niet langer voor subsidie in
aanmerking wenscht te komen. Onze Minister bepaalt met
ingang van welken datum het subsidie een einde neemt”.